5. Luchtverdeling
•
Wanneer u de bovenste knop hebt inge-
drukt, stroomt er lucht uit de openingen
bij de ruiten
•
Wanneer u de middelste knop hebt inge-
drukt, stroomt er lucht uit de openingen
ter hoogte van bovenlichaam en hoofd
•
Wanneer u de onderste knop hebt inge-
drukt, stroomt er lucht uit de openingen
ter hoogte van benen en voeten
Druk op AUTO, wanneer u de automatische
luchtverdeling weer wilt activeren.
6. Interieurtemperatuursensor
De interieurtemperatuursensor registreert de
temperatuur in het interieur.
7. Ontwaseming voorruit en zijruiten
U gebruikt de ontwaseming om de voor- en
zijruiten snel te ontwasemen en te ontdooien.
De ventilator draait dan op hoge snelheid en
stuurt lucht naar de ruiten. Het lampje in de
ontwasemingsknop brandt, wanneer de func-
tie ingeschakeld is.
Bij activering van deze functie vindt boven-
dien het volgende plaats om de lucht in het
interieur zoveel mogelijk van vocht te ont-
doen:
•
de airconditioning (AC) wordt automa-
tisch ingeschakeld (uit te schakelen met
de knop AC);
•
de recirculatie wordt automatisch uitge-
schakeld.
Bij het uitschakelen van de ontwaseming
hervat de klimaatregeling de voor-
gaande instellingen.
8. Elektrische achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Met deze knop kunt u de achterruit en de bui-
tenspiegels snel ontdoen van condens of ijs,
zie pagina 66 voor meer informatie over deze
functie.
9. Elektrisch verwarmde voorstoelen
Doe het volgende om de voorstoel te verwar-
men:
1. Eenmaal indrukken: Hoge verwarmings-
stand – beide lampje branden.
2. Nogmaals indrukken: Lage verwarmings-
stand – een van de lampjes brandt.
3. Nogmaals indrukken: Verwarming uitge-
schakeld – geen van de lampjes brandt.
Volvo adviseert u de temperatuur in een
erkende Volvo-werkplaats te laten bijstellen.
03 Klimaat
Elektronische klimaatregeling, ECC
10 en 11. Temperatuurknoppen
Met de twee draaiknoppen kunt u de tempe-
ratuur aan de bestuurderszijde en de passa-
gierszijde instellen.
N.B.
Let erop dat de passagiersruimte niet snel-
ler warm of koud wordt, wanneer u een
hoger of lagere temperatuur kiest dan de
gewenste.
12. Ventilator
Draai aan de knop om de ventilatorsnelheid te
verhogen of te verlagen. De ventilatorsnelheid
wordt automatisch geregeld, als u AUTO
selecteert. De eerder ingestelde ventilator-
snelheid wordt dan genegeerd.
N.B.
Als u de knop linksom hebt gedraaid en de
ventilatorindicatie op het display gedoofd
is, zijn de ventilator en de airconditioning
uitgeschakeld.
13. Ventilator, achter in
passagiersruimte (optie bij zevenzitters)
U kunt de snelheid waarmee de ventilator
draait verhogen of verlagen door aan de knop
te draaien. Dit geldt alleen, als u voor zowel
airconditioning voorin als achterin* hebt geko-
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
03
}}
99