06 Starten en rijden
Motor starten
II – Rijstand
De stand waarin de trans-
pondersleutel tijdens het rij-
den staat. Het complete
elektrische systeem is geac-
tiveerd.
III – Startstand
De startmotor wordt geacti-
veerd. Wanneer u de trans-
pondersleutel loslaat zodra
de motor is aangeslagen,
veert de sleutel automatisch
terug naar de rijstand.
Als het u moeite kost om de sleutel om te
draaien, is het mogelijk dat de stand van de
voorwielen voor spanningen in het stuurslot
zorgt. Draai de contactsleutel in dat geval om,
06
terwijl u het stuurwiel heen en weer draait.
Automatisch starten (3.2)
Met de functie Automatisch starten hoeft u de
transpondersleutel niet langer in de sleutel-
stand III vast te houden totdat de motor is
aangeslagen.
•
Draai de sleutel naar de startstand en laat
deze weer los – de startmotor blijft vervol-
gens automatisch (tot tien seconden lang)
draaien totdat de motor is aangeslagen.
154
N.B.
Zorg dat het stuurwiel geblokkeerd is,
wanneer u de auto verlaat. Zo beperkt u
de kans op diefstal.
Transpondersleutels en elektronische
startblokkering
Laat de transpondersleutel nooit samen met
andere sleutels of metalen voorwerpen aan
dezelfde sleutelbos hangen. Als u dat wel
doet, kan de elektronische startblokkering
onbedoeld worden geactiveerd.
Laat de motor meteen na een koude start
nooit op te hoge toeren draaien!
Neem contact op met een Volvo-werkplaats,
als de motor niet aanslaat of overslaat –
geadviseerd wordt een erkende Volvo-werk-
plaats.
WAARSCHUWING
Draai de transpondersleutel nooit naar
sleutelstand I of 0 en neem de transpon-
dersleutel nooit uit het contactslot, wan-
neer de auto rijdt. Anders loopt u het
gevaar dat het stuurslot wordt geactiveerd,
waardoor de auto onbestuurbaar wordt.
Neem bij het verlaten van de auto altijd de
transpondersleutel uit het contactslot – dit
geldt in het bijzonder wanneer er kinderen
in de auto achterblijven.