Temperatuurmeter – Geeft de tempera-
tuur in het koelsysteem van de motor aan.
Op het display verschijnt een melding, als
de temperatuur abnormaal hoog is en de
naald tot in het rode gebied uitslaat. Let
erop dat verstralers voor de luchtinlaat
het koelvermogen verminderen.
Display – Op het display worden informa-
tieve meldingen en waarschuwingsmel-
dingen weergegeven.
Snelheidsmeter – Geeft de snelheid van
de auto aan.
Dagtellers, T1 en T2 – Dienen om kortere
afstanden op te meten. Het rechter cijfer
geeft de afstand in honderden meters
aan. U kunt de dagtellers op nul zetten
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
door de knop langer dan 2 seconden in te
drukken. Wissel van dagteller door de
knop korte tijd in te drukken.
Aanduiding voor cruisecontrol.
Kilometerteller – Geeft het totale aantal
kilometers aan dat er met de auto is gere-
den.
Grootlichtindicatie
Waarschuwingslampje – Als er een sto-
ring optreedt, licht het waarschuwings-
lampje op en verschijnt er een melding op
het display.
Toerenteller – Geeft het motortoerental
aan in duizenden toeren per minuut. Laat
Instrumentenpaneel
de naald van de toerenteller niet tot in het
rode gebied uitslaan.
Aanduiding voor automatische versnel-
lingsbak – Hier ziet u welke schakelstand
er actief is.
Buitentemperatuurmeter – Geeft de bui-
tentemperatuur aan. Wanneer de tempe-
ratuur in het interval van -5 °C tot +2 °C
ligt, verschijnt er een sneeuwvlokje op het
display. Het lampje wijst op het gevaar
voor gladheid. Wanneer de auto stilstaat
of geparkeerd gestaan heeft, is het moge-
lijk dat de buitentemperatuurmeter een te
hoge waarde aangeeft.
Knop voor de klok – Draai aan de knop
om de tijd in te stellen.
02
}}
57