2 Veiligheid
Wijzigingen en reserveonderdelen
Veiligheidsopbouwen
2.10 Maatregelen voor het vermijden van risico's
Banden
Loopwerkkettingen
2-18
•
Geen veranderingen aan het voertuig en ook de werkuitrusting /
aanbouwgereedschap uitvoeren (bijv. veiligheidsinrichtingen,
verlichting, banden, instel- en laswerkzaamheden).
•
Veranderingen moeten door de fabrikant worden goedgekeurd en door
een geautoriseerde vakwerkplaats worden uitgevoerd.
•
Alleen originele reserveonderdelen gebruiken.
•
Cabine, overrolbeugel en beschermrooster zijn gekeurde veiligheidsop-
bouwen en mogen niet worden veranderd (bijv. niet boren, buigen, lassen).
•
Visuele controle volgens onderhoudsschema uitvoeren (bijv. bevesti-
gingen, op beschadigingen controleren).
•
Worden defecten of schade vastgesteld, deze direct door een geauto-
riseerde vakwerkplaats laten controleren en verhelpen.
•
Revisiewerkzaamheden alleen door een geautoriseerde vakwerk-
plaats laten uitvoeren.
•
Zelfborgende bevestigingselementen (bijv. zelfborgende moeren) na
de demontage vervangen door nieuwe exemplaren.
•
Reparatiewerkzaamheden aan banden alleen door opgeleid personeel
laten uitvoeren.
•
Banden op juiste luchtdruk en uiterlijk herkenbare schade controleren
(bijv. scheuren, sneden).
•
Wielmoeren met een draaimoment aanhalen. (Zie hoofdstuk 7.18
banden/loopwerkketting).
•
Alleen goedgekeurde banden gebruiken.
•
Het voertuig moet een uniforme banden hebben (bijv. profiel, afrolomtrek).
•
Reparatiewerkzaamheden aan loopwerkkettingen mogen alleen door
opgeleid vakpersoneel worden uitgevoerd.
•
Loopwerkkettingen op correcte spanning en uiterlijk herkenbare
schade controleren (bijv. scheuren, sneden).
•
Op gladde ondergrond (bijv. staalplaten, ijs) is bijzondere voorzich-
tigheid geboden, hoog uitglijdgevaar.
•
Alleen goedgekeurde loopwerkkettingen gebruiken.
BA E16 nl* 1.0 * E16_10_200a.fm