Vereisten en aanwijzingen voor het bedienende personeel
Eerste inbedrijfstelling en inrijperiode
BA E16 nl* 1.0 * E16_10_400.fm
Het voertuig mag alleen door geïnstrueerde en gemachtigde personen in
bedrijf genomen worden
pagina
2-3.
De bestuurder moet de vereisten en risico's op de werkplaats kennen en
er rekening mee houden.
Dagelijks onderhoud conform smeer- en onderhoudsschema uitvoeren
– zie hoofdst. "7.2 Onderhoudsoverzicht" op pagina 7-2
Het voertuig niet met gedemonteerde, standaard
beschermingsvoorzieningen gebruiken (bijv. cabine).
Bij het gebruik mogen noch lichaamsdelen, noch kleding uit het voertuig
steken.
Voertuig voor er de eerste keer mee gewerkt wordt, controleren op
volledigheid van de meegeleverde uitrusting.
•
Peil van de verschillende vloeistoffen controleren volgens hoofdstuk
Onderhoud.
Elk voertuig wordt voor levering nauwkeurig ingesteld en gecontroleerd.
Tijdens de eerste 50 bedrijfsuren voorzichtig met het voertuig rijden en werken.
•
Motor niet in koude bedrijfstoestand belasten.
•
Voertuig bij laag motortoerental en kleine belasting warm laten lopen;
niet bij stilstand warm laten lopen.
•
Toerentalwijzigingen niet abrupt uitvoeren.
•
Gebruik van het voertuig met zware belasting en/of hoge snelheden
vermijden.
•
Plotselinge acceleraties, abrupt remmen en veranderen van rijrichting
vermijden.
•
Laat de motor niet voortdurend met het hoogste toerental lopen.
•
De onderhoudsplannen aanhouden
overzicht" op pagina
Ingebruikneming
– zie hoofdst. "2.3 Gedragsmaatregelen" op
– zie hoofdst. "7.2 Onderhouds-
7-2.
4
4-37