7 Onderhoud
Zekeringen en relais
Accu
7.14 Verwarming, ventilatie en airconditioning
Cabineluchtfilter controleren/vervangen
7.15 Ruitensproeierinstallatie
Vloeistofpeil controleren en bijvullen
A
afb. 296
7.16 Rijaandrijving
7.17 Remsysteem
7-46
– zie hoofdst. "9.8 Elektrische installatie" op pagina 9-3
De accu mag uitsluitend door een erkende vakwerkplaats worden
gecontroleerd, afgeklemd, geladen en verwisseld.
Controle: bestuurder conform onderhoudsschema
Vervanging: geautoriseerde vakwerkplaats conform onderhoudsschema
Enkel ruitenwisservloeistof (zo nodig met antivriesmiddel) gebruiken voor
het bijvullen.
VOORZICHTIG
Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken!
Kan tot ernstige verbrandingen of de dood leiden.
► Motor uitzetten en laten afkoelen.
► Veiligheidsuitrusting dragen.
De vulopening van het reservoir A bevindt zich rechtsonder de motorkap.
1. Voertuig neerzetten. Motor uitschakelen
Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina
2. Motorkap openen.
3. Het vloeistofpeil in het reservoir A controleren en zo nodig bijvullen.
4. Motorkap sluiten en vergrendelen.
Onderhoud alleen door een geautoriseerde vakwerkplaats laten
uitvoeren.
Onderhoud alleen door een geautoriseerde vakwerkplaats laten
uitvoeren.
– zie hoofdst. "
7-9.
BA E16 nl* 1.0 * E16_10_710.fm