Ingebruikneming
4
Warmloopfase van het voertuig
Na het starten van de motor bij licht verhoogd stationair toerental warm
laten lopen, tot hij zijn bedrijfstemperatuur van ca. 80 °C (176 °F)
(koelwater) bereikt heeft.
Het voertuig niet bij stilstand warm laten lopen.
Tijdens de warmloopfase erop letten of zich ongewone geluiden,
verkleuring van uitlaatgassen, lekken of beschadigingen voordoen.
Bij storingen, schade of lekken:
Voertuig beveiligen, afzetten en de storingsoorzaak bepalen resp. schade
laten verhelpen.
Informatie
Na het afzetten van de motor de stuurhendelarmsteun G omhoogklappen.
4-41
BA E16 nl* 1.0 * E16_10_400.fm