5 Bediening
Algemene aanwijzingen voor het werkbedrijf
afb. 236 (symbolische weergave)
afb. 237
afb. 238
5-66
Rijden
Bij het rijden over hindernissen kan veel van het onderstel worden
gevraagd, waardoor schade kan ontstaan. Het overrijden van
hindernissen zo mogelijk vermijden.
Als dat niet mogelijk is, armsysteem tot vlak bij de bodem neerlaten en
met lage snelheid over de hindernis rijden.
Rijden in rijstand 2
Op oneffen terrein abrupt wegrijden, stoppen en plotselinge
richtingsveranderingen vermijden.
Gebruik in water
Het voertuig mag slechts tot de bovenkant van het spanwiel in het water
staan.
Smeerpunten die voor langere tijd onder water waren moet u bijsmeren
om het oude vet uit te stoten.
De draaikrans en bovenwagen mogen niet onder het wateroppervlak
gedompeld worden.
Het bedrijf in zout water is verboden.
De draaikrans en bovenwagen mogen niet onder het wateroppervlak
gedompeld worden.
Gebruik in kustgebied
In een zoute omgeving het voertuig regelmatig reinigen.
– zie hoofdst. "7.5 Reinigings- en verzorgingswerkzaamheden" op
pagina
7-23.
BA E16 nl* 1.0 * E16_10_510.fm