5 Bediening
5.14 Stillegging en herinbedrijfstelling
Voorlopige stillegging
5-74
De aangegeven maatregelen hebben betrekking op het stilleggen en
opnieuw in bedrijf stellen van het voertuig na meer dan 30 dagen.
Het voertuig moet opgeslagen worden in een gesloten ruimte.
Als het voertuig in de buitenlucht neergezet moet worden, moet het indien
mogelijk op bevestigde bodem (bijv. beton) neergezet worden en voor de
bescherming tegen vocht met een waterdicht zeil afgedekt worden.
1. Voertuig uitzetten
– zie "Voertuig neerzetten" op pagina
2. De motor op een geschikte plaats met een hogedrukreiniger reinigen
zie hoofdst. "7.5 Reinigings- en verzorgingswerkzaamheden" op
pagina
7-23.
3. Voertuig controleren op uittredende vloeistoffen en op loszittende
moeren, schroeven en verbindingen.
4. Gehele voertuig zorgvuldig reinigen en drogen.
5. Blanke metalen delen van het voertuig (bijv. zuigerstangen van de
hydraulische cilinders) besproeien met anticorrosiemiddel.
6. Alle smeerpunten insmeren.
7. Brandstoftank geheel vullen.
8. Peil van hydraulische olie en koelmiddel controleren en zo nodig
bijvullen.
9. Accu demonteren en voldoende beschermd opslaan. Accu regelmatig
onderhouden en opladen.
10.Brandstoffilter op OFF zetten.
11.Luchtaanzuigopeningen van de luchtfilterinstallatie en de uitlaatbuis
afsluiten.
5-12.
–
BA E16 nl* 1.0 * E16_10_510.fm