2.6
Aanhangerbedrijf
Aanhangerbedrijf
2.7
Gebruik van hulpstukken
Hulpwerktuigen
BA E16 nl* 1.0 * E16_10_200a.fm
•
Het voertuig moet voor het aanhangerbedrijf zijn goedgekeurd.
•
De nationale voorschriften voor het aanhangerbedrijf in acht nemen.
•
De overeenkomstige nationale rijvergunning is vereist.
•
Het meenemen van personen is op / in aanhangers NIET toegestaan.
•
De maximale toegestane steun- en aanhanglast aanhouden.
•
De toegestane snelheid van de aanhanger niet overschrijden.
•
Het aanhangerbedrijf aan de wegsleepinrichting van het voertuig is
niet toegestaan.
•
Bij gebruik van een aanhanger verandert het rijgedrag van het
voertuig; de bestuurder moet daarmee vertrouwd zijn en overeen-
komstig handelen.
•
Stuurwijze van het voertuig en draaicirkel van de aanhanger in acht
nemen.
•
Aanhanger voor het aan- en loskoppelen beveiligen tegen wegrollen
(bijv. parkeerrem, geschikte blokken).
•
Bij het aankoppelen van een aanhanger mag er geen persoon tussen
voertuig en aanhanger aanwezig zijn.
•
Aanhanger regulier aan het voertuig koppelen.
•
Zich ervan overtuigen, dat alle inrichtingen juist functioneren (bijv.
remmen, verlichtingsinrichtingen).
•
Voor het wegrijden zich ervan overtuigen, dat er niemand tussen het
voertuig en de aanhanger is.
•
Uitsluitend aanbouwgereedschappen gebruiken, die voor het voertuig
resp. de veiligheidsinrichting ervan (bijv. splinterbescherming) zijn
goedgekeurd.
•
Alle andere hulpstukken hebben een toestemming van de voertuigfa-
brikant nodig.
•
Het gevarengebied als ook het werkbereik zijn afhankelijk van het
gebruikte hulpstuk – zie gebruiksaanwijzing van het hulpstuk.
•
Laadgoed beveiligen.
•
hulpstukken niet overladen.
•
Juiste zitting van de vergrendeling controleren.
Veiligheid 2
2-11