Download Print deze pagina

Advertenties

Gebruiksaanwijzing
Rupsgraafmachine
Modellen
Editie
Document bestelnummer
Taal
Serienummer
E16-01/E16-02
1.0
1000392824
nl
ET35: WNCE1601HPAL00160
EZ36: WNCE1602KPAL00160

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Wacker Neuson ET 35

  • Pagina 1 Gebruiksaanwijzing Rupsgraafmachine Modellen E16-01/E16-02 Editie Document bestelnummer 1000392824 Taal Serienummer ET35: WNCE1601HPAL00160 EZ36: WNCE1602KPAL00160...
  • Pagina 2 Nadruk of vertaling, ook in uittreksel, alleen met schriftelijke toestemming van de firma Wacker Neuson Linz GmbH. Elke overtreding van de wettelijke bepalingen met in het bijzonder voor de bescherming van het auteursrecht wordt civiel- en strafrechtelijk vervolgd.
  • Pagina 3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Voorwoord 1.1 Handleiding............................1-1 1.2 Garantie en aansprakelijkheid ......................1-2 2 Veiligheid 2.1 Veiligheidssymbolen en signaalwoorden....................2-1 2.2 Kwalificatie van het bedieningspersoneel..................... 2-2 2.3 Gedragsmaatregelen ..........................2-3 2.4 Gebruik ..............................2-4 2.5 Hefwerktuigmodus ..........................2-8 2.6 Aanhangerbedrijf ..........................2-11 2.7 Gebruik van hulpstukken ........................
  • Pagina 4 Inhoudsopgave 7 Onderhoud 7.1 Opmerkingen met betrekking tot het onderhoud .................. 7-1 7.2 Onderhoudsoverzicht..........................7-2 7.3 Bedrijfsstoffen ............................. 7-17 7.4 Onderhoudsdeuren..........................7-20 7.5 Reinigings- en verzorgingswerkzaamheden..................7-23 7.6 Smeerwerkzaamheden........................7-27 7.7 Brandstofsysteem ..........................7-27 7.8 Motorsmeersysteem ........................... 7-33 7.9 Koelsysteem ............................7-36 7.10 Luchtfilter ............................
  • Pagina 5 Conformiteitsverklaring Conformiteitsverklaring 06/2010 EG-conformiteitsverklaring Fabrikant Wacker Neuson Linz GmbH, Flughafenstraße 7, 4063 Hörsching, Oostenrijk Product Machinebenaming Hydraulische graafmachine Voertuigtype E16-01 Tier III Handelsbenaming ET35 Chassisnummer Motor/vermogen kW 3TNV88-BPWN / 22,2 Gemeten geluidsniveau dB (A) Gegarandeerd geluidsniveau dB (A) Conformiteitsbeoordelingsmethode Aangemelde instantie conform richtlijn 2006/42/EG, bijlage XI: DGUV Test, Keurings- en certificeringsinstantie Afdeling Bouwwezen, Landsberger Straße 309, 80687 München, Deutschland...
  • Pagina 6 Conformiteitsverklaring EG-conformiteitsverklaring Fabrikant Wacker Neuson Linz GmbH, Flughafenstraße 7, 4063 Hörsching, Oostenrijk Product Machinebenaming Hydraulische graafmachine Voertuigtype E16-02 Tier III Handelsbenaming EZ36 Chassisnummer Motor/vermogen kW 3TNV88-BPWN / 22,2 Gemeten geluidsniveau dB (A) Gegarandeerd geluidsniveau dB (A) Conformiteitsbeoordelingsmethode Aangemelde instantie conform richtlijn 2006/42/EG, bijlage XI: DGUV Test, Keurings- en certificeringsinstantie Afdeling Bouwwezen, Landsberger Straße 309, 80687 München, Deutschland...
  • Pagina 7 Hierdoor worden persoonlijk letsel en materiële schade voorkomen en het voertuig kan veilig en efficiënt gebruikt worden. Wacker Neuson raadt verkooppartners of voertuigverhuurders aan de bestuurders dienovereenkomstig te trainen. Voor verdere vragen over het voertuig of over de handleiding staat de verkooppartner altijd tot uw beschikking.
  • Pagina 8 Op eigen initiatief uitgevoerde veranderingen aan het voertuig en het gebruik van reserveonderdelen, accessoires, aanbouwgereed- schappen en speciale uitrustingen die niet getest en goedgekeurd zijn door Wacker Neuson Linz GmbH. De conformiteit en de vergunning vervallen. • Veranderingen en modificaties aan het voertuig, die leiden tot een beperkt zicht.
  • Pagina 9 Voorwoord 1 Verklaring van de symbolen en afkortingen Verklaring van symbolen • Aanduiding van een opsomming - Aanduiding van een onderopsomming Beschrijving van een resultaat 1. Verwijzing naar een uit te voeren handeling volgorde moet worden aangehouden! 2. Vervolg van een uit te voeren handeling volgorde moet worden aangehouden! A Verwijzing naar een alfabetische opsomming B Vervolg van een alfabetische opsomming...
  • Pagina 10 1 Voorwoord Afkortingen afb. Afbeelding Extra stuurkring Breedte Bedrijfsuren circa Roetfilter Front Guard Protective Structure (carrosserie tegen van FGPS voren binnendringende voorwerpen) Falling Objects Protective Structure (beschermende car- FOPS rosserie tegen vallende voorwerpen) evt. indien nodig HSWS Hydraulisch snelwisselsysteem (bijv. Easy Lock) max.
  • Pagina 11 Voorwoord 1 Woordenlijst Alle door Wacker Neuson vrijgegeven uitwisselbare uitrustingen (bijv. schop), Hulpwerktuig/hulpapparaat die werden ontwikkeld voor het werken met het voertuig. Werklamp Als werklampen worden de lampen op het dak, chassis en de hefarm aangeduid. In rijstand 2 schakelt het voertuig bij verhoogde rijweerstand automatisch Auto 2-Speed terug naar rijstand 1.
  • Pagina 12 Het werkelijke gewicht dat een voertuig op het moment van een gepland trans- Verlaadgewicht port heeft. Dit gewicht heeft betrekking op voertuigen die uitsluitend zijn uitge- rust met door Wacker Neuson goedgekeurde opties. Dit systeem kunt u de bovenwagen onder een maximale hoek van 15° laten Vertical Digging System hellen en is efficiënt graven op oneffen terrein mogelijk.
  • Pagina 13 Voorwoord 1 Omrekeningstabel De tussen haakjes gezette waarden geven afgeronde Engelse maateenheden weer, bijv. 1060 cm³ (64.7 in³) Volume-eenheid 1 cm³ (0.061 in³) 1 m³ (35.31 ft³) 1 ml (0.034 US fl.oz.) (0.26 gal) 1 l/min (0.26 gal/min) Lengte-eenheid 1 mm (0.039 in) (3.28 ft) Gewicht...
  • Pagina 14 1 Voorwoord Notities: BA E16 nl* 1.0 * E16_10_100.fm...
  • Pagina 15 Veiligheid Veiligheid 2 Veiligheid Veiligheidssymbolen en signaalwoorden Verklaring Volgend symbool kenmerkt veiligheidsinstructies. Het wordt gebruikt om te waarschuwen voor mogelijke persoonlijke gevaren. GEVAAR GEVAAR geeft een situatie aan die leidt tot ernstig letsel of zelfs de dood wanneer ze niet vermeden wordt. Gevolgen bij het niet in acht nemen ervan.
  • Pagina 16 2 Veiligheid Kwalificatie van het bedieningspersoneel Plichten van de eigenaar • Het voertuig alleen door de daarvoor bevoegde, opgeleide en ervaren personen laten bedienen, rijden en onderhouden. • Personen in opleiding uitsluitend door een daarvoor bevoegde en ervaren persoon laten instrueren of scholen. •...
  • Pagina 17 Veiligheid 2 Voorbereidende maatregelen van de bestuurder • Voertuig voor het starten controleren, om te zorgen dat er veilig gereden en gewerkt kan worden. • Geen losse lange haren of sieraden dragen. • Nauwsluitende werkkleding dragen, die de bewegingsvrijheid niet beperkt.
  • Pagina 18 2 Veiligheid Gebruik Voorbereidende maatregelen • Het bedrijf is uitsluitend met regulier aangebrachte en in tact zijnde veiligheidsopbouw toegestaan. • Voertuig schoon houden. Dit vermindert het gevaar voor verwon- dingen, ongevallen en brand. • Meegebrachte voorwerpen aan de daarvoor voorziene plaatsen veilig opbergen (bijv.
  • Pagina 19 Veiligheid 2 Werkomgeving • De bestuurder is verantwoordelijk ten opzichte van derden. • Voor aanvang van het werk zich met de werkomgeving vertrouwd maken. Dit geldt bijv. voor: - Obstakels in het werk- en verkeersgebied - Afschermingen van de werkomgeving ten opzichte van het openbare verkeersgebied - Draagvermogen van de grond - Aanwezige boven- en ondergrondse leidingen...
  • Pagina 20 2 Veiligheid Transport van personen • Het meenemen van personen is met het voertuig NIET toegestaan. • Het meenemen van personen is op / in hulpstukken / -aanbouwgereed- schappen NIET toegestaan. • Het meenemen van personen is op / in aanhangers NIET toegestaan. Mechanische integriteit •...
  • Pagina 21 Veiligheid 2 Gebruik van het voertuig • Voertuig alleen met aangelegde veiligheidsgordel en vanuit de daarvoor bedoelde plaats uit starten en bedienen. • Voertuig alleen dan in bedrijf nemen, als voldoende zicht aanwezig is (evt. een instruerende persoon erbij roepen). •...
  • Pagina 22 2 Veiligheid Motor van het voertuig uitzetten • Motor alleen volgens handleiding afzetten. • Voor afzetten van de motor, werkuitrusting / hulpstuk naar de grond omlaag brengen. Voertuig neerzetten en beveiligen • Pas na het uitzetten van de motor veiligheidsgordel losmaken. •...
  • Pagina 23 Veiligheid 2 Bevestigen, voeren en losmaken van ladingen • Voor het bevestigen, voeren en losmaken van een lading dienen de geldende, specifieke voorschriften in acht genomen te worden. • Voor het bevestigen, voeren en losmaken van een lading veiligheids- kleding en veiligheidsuitrusting dragen (bijv. veiligheidshelm, veilig- heidsbril, veiligheidshandschoenen, veiligheidsschoenen).
  • Pagina 24 2 Veiligheid Hefwerktuigmodus • Het voertuig moet voor het gebruik van hefwerktuig zijn goedgekeurd. • De nationale voorschriften voor gebruik van hefwerktuig in acht nemen. • Als hefwerktuiggebruik worden aangeduid optillen, transporteren en omlaag brengen van ladingen met behulp van een draag- en bevesti- gingsmiddel.
  • Pagina 25 Veiligheid 2 Aanhangerbedrijf Aanhangerbedrijf • Het voertuig moet voor het aanhangerbedrijf zijn goedgekeurd. • De nationale voorschriften voor het aanhangerbedrijf in acht nemen. • De overeenkomstige nationale rijvergunning is vereist. • Het meenemen van personen is op / in aanhangers NIET toegestaan. •...
  • Pagina 26 2 Veiligheid Gebruik • Het transporteren van personen op / in een hulpstuk is verboden. • Het installeren van een werkplatform is verboden. - Uitzondering: het voertuig is met de daarvoor noodzakelijke veilig- heidsinrichtingen uitgerust en goedgekeurd. • Aanbouwgereedschap en ballastgewichten veranderen het rijgedrag en het stuur- en remvermogen van het voertuig.
  • Pagina 27 Veiligheid 2 Wegslepen, verladen en transporteren Wegslepen • Gevarengebied zeer ruim afsluiten. • Er mogen geen personen in het gebied van de wegsleepstang of de wegsleepkabel aanwezig zijn. Als veiligheidsafstand geldt de 1,5- voudige lengte van het wegsleepmiddel. Bij voertuigen met een totaalgewicht tot 4,0 ton moet een sleepkabel worden gebruikt.
  • Pagina 28 2 Veiligheid Kraanverlading • Gevarengebied zeer ruim afsluiten. • Verlaadkraan en hefinrichting moeten voldoende gedimensioneerd zijn. • Het totale gewicht van het voertuig in acht nemen - zie Technische gegevens. • Voor het bevestigen, voeren en losmaken van het voertuig veiligheids- kleding en veiligheidsuitrusting dragen (bijv.
  • Pagina 29 Veiligheid 2 Transporteren • Voor het veilig transport van het voertuig: - moet het transportvoertuig over een voldoende draaglast en laadop- pervlak beschikken – zie Technische Gegevens - mag het toegestane totale gewicht van het transportvoertuig niet overschreden worden. • Alleen door een keurings- / certificeringsinstelling toegestane draag- en bevestigingsmiddelen gebruiken, controle-intervallen aanhouden.
  • Pagina 30 2 Veiligheid Persoonlijke veiligheidsmaatregelen • Afzien van iedere werkwijze die de veiligheid in gevaar zou kunnen brengen. • Veiligheidskleding en veiligheidsuitrusting dragen (bijv. veilig- heidshelm, veiligheidshandschoenen, veiligheidsschoenen). • Geen losse lange haren of sieraden dragen. • Zijn onderhoudswerkzaamheden bij draaiende motor niet te vermijden: - alleen met zijn tweeën werken.
  • Pagina 31 Veiligheid 2 Voorbereidende maatregelen • Een waarschuwingsbord aan de bedieningselementen aanbrengen (bijv. "Er wordt onderhoud aan het voertuig uitgevoerd, niet starten"). • Voor het uitvoeren van montagewerkzaamheden aan het voertuig, te onderhouden plaatsen afsteunen en ook geschikte hef - en steunin- richtingen voor het vervangen van onderdelen van meer dan 9 kg (20 lbs.) gebruiken.
  • Pagina 32 2 Veiligheid Wijzigingen en reserveonderdelen • Geen veranderingen aan het voertuig en ook de werkuitrusting / aanbouwgereedschap uitvoeren (bijv. veiligheidsinrichtingen, verlichting, banden, instel- en laswerkzaamheden). • Veranderingen moeten door de fabrikant worden goedgekeurd en door een geautoriseerde vakwerkplaats worden uitgevoerd. •...
  • Pagina 33 Veiligheid 2 Hydraulisch- en persluchtsysteem • Alle leidingen, slangen en schroefverbindingen regelmatig controleren op lekken en uitwendig herkenbare beschadiging. • Uitspuitende olie kan tot verwondingen en branden leiden. • Lekke hydraulische- en persluchtleidingen kunnen tot volledig verlies van de remwerking leiden. •...
  • Pagina 34 2 Veiligheid Accu CALIFORNIË Voorstel 65 – Waarschuwing Accupolen, -klemmen en bijbehorende accessoires bevatten lood en loodverbindingen. Dat zijn chemicaliën waarvan de staat Californië weet dat ze kanker en reproductieve schade kunnen veroorzaken. Na gebruik handen wassen. • Accu's bevatten bijtende substanties (bijv. zwavelzuren). Bij de hantering van de accu de speciale veiligheids- en ongevallenpreventie- voorschriften in acht nemen.
  • Pagina 35 Veiligheid 2 Veiligheidsinstructies voor verbrandingsmotoren CALIFORNIË Voorstel 65 – Waarschuwing Motoruitlaatgassen, enkele bestanddelen en bepaalde voertuigcomponenten bevatten chemicaliën of stoten deze uit, waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere reproductieve schade kunnen veroorzaken. • Verbrandingsmotoren vormen bijzondere gevaren tijdens het bedrijf en het tanken.
  • Pagina 36 2 Veiligheid Omgang met olie, vetten en andere substanties • Bij de omgang met olie, vetten en andere chemische substanties (b. v. accuzuur, koelmiddel) veiligheidsdatablad in acht nemen. • Overeenkomstige veiligheidsuitrusting dragen (bijv. veiligheidshand- schoenen, veiligheidsbril). • Voorzichtig bij de omgang met hete bedrijfs- en hulpstoffen – verbran- dings- en verschroeiingsgevaar.
  • Pagina 37 Veiligheid 2 Werkzaamheden in het bereik van elektrische stroomleidingen • Voor alle werkzaamheden moet de bestuurder controleren, of er in het voorziene werkbereik elektrische stroomkabels zijn. • Zijn elektrische stroomkabels aanwezig, mag alleen een voertuig met een cabine worden gebruikt (kooi van Faraday). •...
  • Pagina 38 2 Veiligheid Gedrag bij onweer • Bij opkomen van onweer het bedrijf staken, het voertuig neerzetten, borgen, verlaten en de omgeving rond het voertuig mijden. Geluid • Geluidsvoorschriften in acht nemen (bijv. bij gebruik in gesloten ruimten). • Externe geluidsbronnen in acht nemen (bijv. persluchthamer, betonzaag). •...
  • Pagina 39 Inleiding Inleiding 3 Inleiding Totaalaanzicht voertuig afb. 2 Pos. Benaming Pos. Benaming Dakschijnwerper Sjorogen Hefoog Schuifblad Hefarmlamp Portierhandgreep Hefarm Handgreep Schopsteel Schop Hulphydraulica HSWS Zwaailicht VDS-console Deurvastzetter Motorkap Kijkglas peil hydraulische olie Uitlaat Afdekking Cabine Onderstel BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 40 3 Inleiding Korte beschrijving voertuig De Wacker Neuson rupsgraafmachines type E16 zijn zelfrijdende werkmachines. Het is krachtig, zeer flexibel, efficiënt en milieuvriendelijk bouwmaterieel. Ze worden voornamelijk ingezet voor het lossen en bewegen van grond, vooral voor het uitgraven en opnieuw vullen van kuilen in de grond, zoals bouwputten.
  • Pagina 41 Inleiding 3 Bovenwagenvarianten ET: Conventionele bovenwagen EZ: Zero Tail-bovenwagen; de bovenwagen zonder extra gewicht steekt bij het draaien niet boven de voertuigbreedte uit. afb. 3 (symbolische weergave) BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 42 3 Inleiding Bordjes WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door ontbrekende of beschadigde beschildering! Het onvoldoende wijzen op gevaren kan leiden tot ernstige letsels en zelfs de dood. ► Waarschuwings- en aanwijzingsborden niet weghalen. ► Beschadigde waarschuwings- en aanwijzingsborden onmiddellijk vervangen. Informatie Soort, aantal en indeling van de stickers kunnen afhankelijk van de optie, het land en/of het voertuig afwijken.
  • Pagina 43 Inleiding 3 typeplaatjes Het voertuigtypeplaatje bevindt zich op de zwenkconsole. afb. 4 Serienummer Het serienummer van het voertuig is in het voertuigchassis ingeslagen. Het nummer bevindt zich bovendien op het typeplaatje. afb. 5 (symbolische weergave) Het typeplaatje van het voertuig bevat de volgende gegevens: Benaming werktuig HYDRAULISCHE GRAAFMACHINE Serienummer van het voertuig / serial no.
  • Pagina 44 3 Inleiding 17-cijferig serienummer Om de voertuigidentificatie te vergemakkelijken, heeft Wacker Neuson in 2012 een 17-cijferig serienummer voor Compact Equipment (bijv. graafmachines) ingevoerd, dat aanvullende gegevens zoals fabrikantencode en productielocatie bevat. WNC E 1301 A PAL 00400 Positie Beschrijving Fabrikantencode Voertuigtype afb.
  • Pagina 45 Inleiding 3 Canopy/cabine Het typeplaatje bevindt zich achter het frame. afb. 7 Front Guard Het typeplaatje bevindt zich links bovenaan het frame. afb. 8 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 46 3 Inleiding Waarschuwingsborden (symbolische weergave) afb. 9 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 47 Inleiding 3 Betekenis Klemgevaar Niemand mag zich onder een zwevende last of in de gevarenzone bevinden. Positie Op de hefarm links en rechts afb. 10 Betekenis Klemgevaar Niemand mag zich in de gevarenzone van het voertuig ophouden. Positie Op het chassis links- en rechtsvoor afb.
  • Pagina 48 3 Inleiding Betekenis Klemgevaar 1. Bij het openen en sluiten van de voorruit de handgrepen gebruiken. 2. Ruit vastzetten. Positie Op de voorruit afb. 16 Betekenis Druktank onder hoge druk. Onderhoud of reparatie mag uitsluitend worden uitgevoerd door een erkende vakwerkplaats. Positie Onder de klepkap afb.
  • Pagina 49 Inleiding 3 Betekenis Voor de inbedrijfstelling van het voertuig de handleiding lezen. Veiligheidsgordel omdoen. Armsysteem en schuifblad op de bodem neerlaten. Contactsleutel verwijderen en veilig opbergen. Stuurhendeldrager omhoog klappen. Klemgevaar Mogelijk zware schade aan het voertuig. Afstand tot de cabine houden. Klemgevaar Mogelijk zware schade aan het voertuig.
  • Pagina 50 3 Inleiding Betekenis Voor de inbedrijfstelling van het voertuig de handleiding lezen. Contactsleutel verwijderen en veilig opbergen. Gevaar voor verwondingen door roterende delen. afb. 23 • Motorkap alleen bij stilstaande motor openen. Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken • Motor laten afkoelen. Verbrandingsgevaar door hete vloeistof Gevaar voor letsel door onder druk vrijkomende vloeistof •...
  • Pagina 51 Inleiding 3 Aanwijzingsborden (symbolische weergave) afb. 25 3-13 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 52 3 Inleiding Betekenis Enkel diesel met een zwavelgehalte <15 mg/kg (=0.0015%) tanken. Positie Bij de vulopening van de brandstoftank afb. 26 Betekenis (optie) Er bevindt zich hydraulische bio-olie in de tank. Afhankelijk van de gebruikte hydraulische bio-olie is de driehoek aan de zijkant uitgesneden.
  • Pagina 53 Inleiding 3 Betekenis Weergave van het geluidsniveau dat wordt opgewekt door het voertuig. = geluidsniveau ET35/EZ36 Tier III: 95 dB ET35/EZ36 Tier IV: 94 dB (alleen Tier IV EU) Positie Op het chassis linksvoor afb. 30 (symbolische weergave) Betekenis Smeerinterval Positie Op het chassis linksvoor afb.
  • Pagina 54 3 Inleiding Betekenis Relais en zekeringen cabine (A) Relais en zekeringen motorcompartiment (B). Positie A: op de buitenzijde van de afdekking van de zekeringskast B: op de hoofdzekeringskast in de motorruimte afb. 33 (symbolische weergave) Betekenis Onderhoud VDS KPF2K-20 Li-soap Positie 1000280064 Op het dakraam...
  • Pagina 55 Inleiding 3 Betekenis Koelwater Positie Bij de waterkoeler afb. 37 Betekenis Omschakeling ISO/SAE Positie Links onder de bestuurdersstoel afb. 38 Betekenis Vervuilingsindicatie luchtfilter (alleen Tier IV) Positie Bij de luchtfilter afb. 39 Betekenis Functie-overzicht (ISO-besturing) Voor het starten van het voertuig de ingestelde besturing controleren. Positie Op het dakraam afb.
  • Pagina 56 3 Inleiding Betekenis Onderhoudsintervallen Positie Links op de cabine afb. 41 Betekenis (optie) Reflectoren Positie Op de achterkant van het voertuig links en rechts afb. 42 3-18 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 57 Inleiding 3 ANSI-sticker (optie) (symbolische weergave) afb. 43 3-19 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 58 3 Inleiding Positie Canopy: op de linker C-kolom Cabine: venster achter, rechtsboven afb. 44 Positie Bij de dakbaldakijn afb. 45 Positie Bij de dakbaldakijn afb. 46 Positie Bij de dakbaldakijn afb. 47 Positie Op de linker C-kolom afb. 48 3-20 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 59 Inleiding 3 Positie Op de linker C-kolom afb. 49 Positie Op de linker C-kolom afb. 50 3-21 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 60 3 Inleiding Positie Op de linker C-kolom afb. 51 Positie Bij de luchtfilter afb. 52 Positie Bij de luchtfilter afb. 53 Positie Op de motorkap afb. 54 Positie Op de motorkap afb. 55 3-22 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 61 Inleiding 3 Positie Op de gasdrukveren Voorruit: 2 Motorkap: 1 afb. 56 Positie Op de canopy/achter op de cabine afb. 57 Positie Op de linker C-kolom afb. 58 Positie Op de hefarm links en rechts afb. 59 3-23 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 62 3 Inleiding Positie Op het chassis linksvoor afb. 60 Positie Op het chassis linksvoor afb. 61 Positie Bij de dakbaldakijn afb. 62 3-24 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 63 Inleiding 3 Positie Op het chassis links- en rechtsvoor afb. 63 Positie Aan het onderstel links en rechts afb. 64 Positie Op de voorruit afb. 65 Positie Bij de dakbaldakijn afb. 66 Betekenis Geen starthulpsprays gebruiken Positie Bij de gasveer rechts afb.
  • Pagina 64 3 Inleiding Notities: 3-26 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_300.fm...
  • Pagina 65 Ingebruikneming Ingebruikneming Ingebruikneming Cabine / stuurstand VOORZICHTIG Verwondingsgevaar bij het in- en uitstappen! Ondeskundig in- en uitstappen kan leiden tot letsels. ► Voorgeschreven opstaphulpen A en handgrepen B schoon houden en deze alleen gebruiken voor het in- en uitstappen. ► Met het gezicht naar het voertuig toe in- en uitstappen. ►...
  • Pagina 66 4 Ingebruikneming Op- en afstappen canopy BIj het op- en afstappen de treden A en handgrepen B gebruiken. Niet vasthouden aan de bedieningselementen. Tijdens het op- en afstappen moeten twee handen en één voet altijd contact hebben met het voertuig. afb.
  • Pagina 67 Ingebruikneming Deur ontgrendelen en vergrendelen Ontgrendelen: Sleutel in het deurslot A linksom draaien. Vergrendelen: Sleutel in het deurslot A rechtsom draaien. afb. 71 Deur openen en sluiten Openen: Aan de portierhandgreep B trekken. Sluiten: Deur met krachtige druk sluiten. Deur van binnen openen: Hendel C op het deurslot naar beneden drukken.
  • Pagina 68 4 Ingebruikneming Voorruit openen/sluiten Bovenste voorruit openen afb. 75 1. De hendels A links en rechts ingedrukt houden en de voorruit aan de grepen B links en rechts naar voren trekken. 2. De hendels A loslaten en de ruit naar boven drukken tot deze vastklikt. afb.
  • Pagina 69 Ingebruikneming Onderste voorruit openen afb. 78 De hendel A links en rechts indrukken en de voorruit aan de grepen B links en rechts naar boven trekken tot de voorruit in geleiding C vastklikt. afb. 79 Onderste voorruit sluiten De hendel A links en rechts ingedrukt houden en de onderste voorruit aan de grepen B links en rechts naar beneden trekken tot de voorruit vastklikt.
  • Pagina 70 4 Ingebruikneming Gehele voorruit openen 1. Onderste voorruit openen zoals op bladzijde beschreven. 2. Beide ruiten gezamenlijk openen zoals op bladzijde beschreven. Gehele voorruit sluiten 1. Beide ruiten gezamenlijk sluiten zoals op bladzijde beschreven. 2. Onderste voorruit sluiten zoals op pagina beschreven.
  • Pagina 71 Ingebruikneming Nooduitgang Er zijn meerdere opties voor de nooduitstap: • Geen Front Guard gemonteerd: voorruit of rechter zijruit • Front Guard gemonteerd: achterruit WAARSCHUWING Verwondingsgevaar bij nooduitstap! Een nooduitstap kan tot zware verwondingen of de dood leiden. ► De voorkant en de rechterkant van het voertuig beschikken noch over treeplanken, noch over handgrepen voor het veilig uitstappen.
  • Pagina 72 4 Ingebruikneming Comfortstoel instellen WAARSCHUWING Gevaar van ongevallen bij het instellen van de bestuurdersstoel tijdens het rijden! Het instellen van de bestuurdersstoel tijdens het bedrijf kan leiden tot ernstige letsels en zelfs de dood. ► Bestuurdersstoel instellen voordat het voertuig in bedrijf genomen wordt.
  • Pagina 73 Ingebruikneming Gewicht Functie Bediening Hoger gewicht Zwengel A linksom draaien Lager gewicht Zwengel A rechtsom draaien 70kg afb. 86 Hoofdsteun Functie Bediening Hoogte verstellen Naar boven trekken of naar beneden drukken Helling verstellen Naar voren of achteren drukken afb. 87 Rugleuning 1.
  • Pagina 74 4 Ingebruikneming Instelling heuprolgordel WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door niet of verkeerd omgedane veiligheidsgordel! Een niet of verkeerd bevestigde veiligheidsgordel kan leiden tot ernstig letsel en zelfs de dood. ► Veiligheidsgordel voor het bedrijf stevig over de heup omdoen. ► Veiligheidsgordel niet gedraaid of over harde, scherpe of breekbare voorwerpen in de kleding vastmaken.
  • Pagina 75 Ingebruikneming Heuprolgordel omdoen Tong van de sluiting A in de gordelsluiting B vastklikken. afb. 90 Heuprolgordel afdoen Rode toets D op het gordelslot B indrukken, tot de tong van de sluiting eruit springt. Heuprolgordel C wordt automatisch opgerold. afb. 91 Armleuning 1.
  • Pagina 76 4 Ingebruikneming Visuele hulpmiddelen (optie) WAARSCHUWING Gevaar voor letsel van personen in de gevarenzone! Bij het achteruitrijden kunnen personen in de gevarenzone over het hoofd worden gezien en er kunnen zware en zelfs dodelijke ongevallen gebeuren. ► Voorhanden visuele hulpmiddelen (bijv. spiegels) juist instellen. ►...
  • Pagina 77 De rechter achterkant van het voertuig moet in de rechter spiegel zichtbaar zijn. Informatie afb. 93 (symbolische weergave) Wacker Neuson raadt aan om het instellen van de spiegels door twee personen te laten doen. Informatie Er mogen geen veranderingen worden uitgevoerd, die tot beperkt zicht leiden.
  • Pagina 78 4 Ingebruikneming Veiligheidsopbouwen Veiligheidsopbouwen zijn extra elementen, die de bestuurder tegen gevaren beschermen. Deze elementen kunnen standaard zijn of later gemonteerd worden. Canopy/cabine De canopy of cabine is speciaal ontwikkeld om bescherming te bieden bij een ongeval. • ROPS-/TOPS-gecertificeerde canopy/ROPS-/TOPS-gecerfiticieerde cabine.
  • Pagina 79 Het voertuig mag alleen worden gebruikt met correct gemonteerde en intacte cabine. Gebruik voor extra bescherming uitsluitend correct gemonteerde en intacte beschermende carrosserieën van Wacker Neuson die bestemd voor het voertuig en toegestaan zijn. Verantwoordelijkheid voor de uitrusting met beschermende car- rosserieën...
  • Pagina 80 4 Ingebruikneming Montage Het begrip schroef wordt plaatsvervangend gebruikt voor bevestigingsmiddelen in de volgende montagevolgorde: 1. Schroef 2. Sluitring Informatie Veiligheidsopbouwen uitsluitend met een kraan monteren. afb. 94 afb. 94 4-16 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_400.fm...
  • Pagina 81 Ingebruikneming Beschermende Front Guard-carrosserie Categorie I (optie) GEVAAR Gevaar voor doorsteken/doorboren door voorwerpen van voren! Leidt tot zware verwondingen of de dood. ► In gebieden waarin gevaar van voren bestaat (bijv. pijpen, boomstammen) moet een beschermende Front Guard-carrosserie gemonteerd zijn. Informatie De Front Guard beschermende carrosserie komt overeen met categorie I volgens ISO 10262:1998.
  • Pagina 82 4 Ingebruikneming Montage 1. Voertuig neerzetten. Motor uitschakelen – zie hoofdst. " Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina 7-9. afb. 95 (symbolische weergave) K: Montagepunten links- en rechtsboven. 2. Schroeven L en borgmoeren M monteren en met 110 Nm (81 ft.lbs) vastdraaien.
  • Pagina 83 Ingebruikneming Splinterbescherming (optie) WAARSCHUWING Gevaar voor doorsteken/doorboren door voorwerpen van voren! Bij werkzaamheden waarbij het gevaar van doorsteken/doorboren door voorwerpen van voren bestaat, kunnen ongevallen met levensgevaarlijke letsels optreden. ► Indien een hulpwerktuig (bijv. hamer) rondvliegende brokstukken produceert, moet voor het bedrijf van het voertuig een splinterbescherming gemonteerd zijn.
  • Pagina 84 Hoogte werkbereik A: 120 cm (47 in), E: 50 cm (20 in). afb. 98 De afbeeldingen hebben betrekking op Afb. 98 Afb. 99 werkzaamheden met een hydraulische hamer van Wacker Neuson. Informatie Het gebruik van een ander arbeidswerktuig kan leiden tot een afwijkende hoogte van het werkgebied. afb. 99 4-20...
  • Pagina 85 Ingebruikneming Splinterbescherming monteren Voor de montage resp. demontage zijn minstens twee personen nodig. Voorbereiding – zie hoofdst. " Voertuig neerzetten" op pagina 5-12. 1. Montagehoek A met schroeven B aan de splinterbescherming C monteren. 2. De splinterbescherming met schroeven D aan het frame monteren. afb.
  • Pagina 86 4 Ingebruikneming Documentenbox (optie) Optioneel is een documentenbox achter de bestuurdersstoel verkrijgbaar. Aansluitingen 12V-aansluitingen Er bevindt zich een 12V-aansluiting rechtsachter in de cabine en linksvoor op het chassis. afb. 102 afb. 103 USB-aansluiting Er bevindt zich een USB-aansluiting rechtsvoor in de cabine. Informatie Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de radio voor informatie over de functies van de USB-aansluiting.
  • Pagina 87 Ingebruikneming Overzicht bedieningselementen De beschrijving van de bedieningselementen bevat informatie over de functie en het gebruik van de afzonderlijke controle-indicaties en bedieningselementen in de cabine. Het in de overzichtstabel aangegeven paginanummer verwijst naar de beschrijving van het overeenkomstige bedieningselement. 4-23 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_400.fm...
  • Pagina 88 4 Ingebruikneming Bestuurderscabine afb. 105 Overzicht bedieningselementen Tier III afb. 105 Overzicht bedieningselementen Tier IV 4-24 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_400.fm...
  • Pagina 89 Ingebruikneming Benaming zie pagina Rijpedaal/rijhendel Pedaal kraanarm zwenken 5-26 Claxon 5-14 Vak voor mobiele telefoon Rechter stuurhendel Keuze rijstand Schuifbladhendel 5-25 Temperatuurregelaar (cabine/variant 1) 5-17 Signaleringselement 4-28 10 Rechter armleuning 4-11 11 Draaiknop pompcapaciteit AUX I (proportionele besturing) 5-31 12 Contactslot 4-38 13 Rechter schakelaarslijst 4-26...
  • Pagina 90 4 Ingebruikneming Overzicht bediening Rechter Jog Dial- Linker schakelaarpaneel schakelaarslijst bedieningseenheid (Tier IV) afb. 106 Bedieningselementen Benaming zie pagina Bovenwagen hellen (VDS/optie) 5-72 Werklamp 5-13 Overbelastingsalarm (optie) 5-35 Hydraulisch snelwisselsysteem (optie) 5-41 Ruitenwisser-/sproeierinstallatie (cabine) 5-16 Zwaailicht (optie) 5-15 Ventilator (cabine) 5-18 Airconditioning (optie) 5-17...
  • Pagina 91 Ingebruikneming Jog Dial (Tier IV) Besturingsknop Met de besturingsknop A worden menupunten geselecteerd (draaien) en bevestigd (drukken). Na het starten van de motor vervult de besturingsknop de functie van een gasregelaar. De besturingsknop indrukken om de pompcapaciteit van de hulphydraulica in te stellen. Schakelen tussen de gasregelaar en de pompcapaciteit: besturingsknop indrukken.
  • Pagina 92 4 Ingebruikneming Overzicht controle- en waarschuwingslampjes Signaleringselement/Multifunctioneel display Het signaleringselement en de multifunctionele display geven de gebruiker informatie over bedrijfstoestanden, benodigde onderhoudsmaatregelen of mogelijke defecten van het voertuig. afb. 108 Signaleringselement Tier III afb. 108 Signaleringselement Tier IV Informatie De weergave van een geselecteerde functie kan enkele seconden duren. Informatie De controlelampjes worden na het inschakelen van het contact gecontroleerd en lichten gedurende enkele seconden op.
  • Pagina 93 Ingebruikneming Tier III Tier IV Symbool Kleur Benaming Signaleringselement/multifunctioneel display 4-28 Rijstand 1 Rijstand 2 Tier III: controlelampje brandt groen als rijstand 2 actief is. Rood Laadcontrole Rood Motoroliedruk Geel Voorgloeien 4-39 Rood Waarschuwingslampje overbelasting 5-35 Rood Koelmiddeltemperatuur Voor geautoriseerde vakwerkplaats Omschakeling bedrijfsurenteller / onderhoudsteller 4-34 Groen Geen functie...
  • Pagina 94 4 Ingebruikneming Tier III Tier IV Symbool Kleur Benaming Blauw Geen functie Groen Geen functie Rood Algemene voertuigstoring Geel Motorwaarschuwing Rood Motorstop Geen functie Geen functie Geen functie Geen functie Rood Hydraulische functies geblokkeerd 4-39 Rood Hydraulische functies actief 4-39 Extra stuurkring AUX II (optie) 5-30 Geen functie...
  • Pagina 95 Ingebruikneming Foutsymbolen Tier IV De volgende meldingen verschijnen gedurende enkele seconden op de multifunctionele display wanneer zich een storing voordoet. De volgorde van de storingssymbolen hangt af van de indicatieprioriteit. Symbool Benaming Symbool Benaming 01 Motorstop 05 Laadcontrole (korte weergave) (korte weergave) 02 Algemene storing 06 Temperatuur hydraulische olie...
  • Pagina 96 4 Ingebruikneming Statusindicaties Symbool Contact/starten motor • A: Contact in positie 1 Tier IV • B: De motor start Motor-bedrijfsmodus Tier IV – zie hoofdst. " Motor-bedrijfsmodus (alleen Tier IV)" op pagina 5-3 Koelmiddeltemperatuur Tier III: als de segmenten het rode bereik bereiken, dan gaat het controlelampje A branden en de waarschuwingszoemer klinkt.
  • Pagina 97 Ingebruikneming Symbool Tier III Brandstoftankinhoud Wanneer de segmenten de rode zone bereiken, brandstof tanken. Verschijnt de hiernaast aangegeven weergave, dan moet er brand- Tier IV stof getankt worden. Bedrijfsurenteller Tier III Telt de motorbedrijfsuren bij draaiende motor. Bedrijfstoestanden Met toets F1 omschakelen tussen de weergave van de bedrijfstoestanden: •...
  • Pagina 98 4 Ingebruikneming Symbool Tier III Onderhoudsteller Telt de resterende motorbedrijfsuren tot het volgende onderhoud Worden minder dan 10 uren weergegeven, dan knippert het steeksleutelsymbool. Tier IV Toerental Tier IV Deze weergave verschijnt als het handgas bediend wordt. Geen functie Tier IV Deze weergave verschijnt, wanneer een bedieningselement wordt gebruikt dat geen functie heeft.
  • Pagina 99 Ingebruikneming Multifunctionele display instellen Instellingen invoeren • Toets C: Instellingen oproepen. • Besturingsknop A: instellingen selecteren (draaien) en bevestigen (drukken). • Toets B (Return): Terug naar het voorgaande menupunt. afb. 109 Jog Dial Tier IV Symbolen D: Helderheid E: Contrast F: tijd/datum fig.
  • Pagina 100 Voertuig enkel met omgedane veiligheidsgordel vanaf de bestuurdersstoel gebruiken. Wacker Neuson raadt aan om de bediening uit te proberen voordat er de eerste keer mee gewerkt wordt, op een ruim terrein zonder hindernissen. Bij gebruik van het voertuig constant letten op de omgeving, om potentiële gevaren op tijd te herkennen.
  • Pagina 101 Ingebruikneming Vereisten en aanwijzingen voor het bedienende personeel Het voertuig mag alleen door geïnstrueerde en gemachtigde personen in bedrijf genomen worden – zie hoofdst. "2.3 Gedragsmaatregelen" op pagina 2-3. De bestuurder moet de vereisten en risico's op de werkplaats kennen en er rekening mee houden.
  • Pagina 102 4 Ingebruikneming Motor starten en uitzetten Voorbereidingen WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door onopzettelijke bediening van het voertuig! Een onopzettelijke bediening kan tot ernstige verwondingen of de dood leiden. ► Voertuig enkel met omgedane veiligheidsgordel vanaf de bestuurdersstoel gebruiken. Het handgas bij koude motor in de middelste stand zetten. De starter kan niet worden bediend als de motor al draait (startherhalingsblokkering).
  • Pagina 103 Ingebruikneming Motor starten en uitzetten Na het uitzetten van de motor de stuurhendelarmsteun G Stuurhendelarm- Uitwerking steun Tier III Omhoog geklapt De motor kan gestart worden. Omlaag geklapt De motor kan niet worden gestart. omhoogklappen. afb. 112 Stuurhendelarm- Indicatie Uitwerking steun Tier IV Omhoog geklapt De motor kan gestart worden...
  • Pagina 104 4 Ingebruikneming AANWIJZING Mogelijke schade door het direct starten van de motor na het uitzetten. ► Minstens twee minuten wachten voor het opnieuw starten van de motor. AANWIJZING Materiële schade aan de voorverwarmer door het te lang bedienen van het voorgloeisysteem. ►...
  • Pagina 105 Ingebruikneming Warmloopfase van het voertuig Na het starten van de motor bij licht verhoogd stationair toerental warm laten lopen, tot hij zijn bedrijfstemperatuur van ca. 80 °C (176 °F) (koelwater) bereikt heeft. Het voertuig niet bij stilstand warm laten lopen. Tijdens de warmloopfase erop letten of zich ongewone geluiden, verkleuring van uitlaatgassen, lekken of beschadigingen voordoen.
  • Pagina 106 4 Ingebruikneming Starthulp WAARSCHUWING Explosiegevaar door ondeskundige omgang met de accu! Een verkeerde hantering van de accu kan leiden tot ernstige letsels en zelfs de dood. ► Veiligheidsuitrusting dragen. ► Brand, open licht en roken verboden. ► Geen starthulp uitvoeren bij defecte, bevroren accu's of bij te lage zuurstand.
  • Pagina 107 Ingebruikneming AANWIJZING Mogelijke beschadiging door verkeerde accuspanning. ► Enkel accu's met dezelfde spanning gebruiken (12 V). AANWIJZING Mogelijke beschadiging van het voertuig met de lege accu door spanningspieken. AANWIJZING Mogelijke beschadiging van de startkabel wanneer deze binnen het bereik van roterende delen komt. ►...
  • Pagina 108 4 Ingebruikneming Aanduidingen/symbolen Betekenis Voertuig met lege accu Voertuig met volle accu Plus/voertuig X Plus/voertuig Y Min/voertuig Y Min/voertuig X Volle accu Lege accu afb. 117 1. Voertuig Y zo naar voertuig X rijden dat de lengte van de startkabels volstaat.
  • Pagina 109 Ingebruikneming Laaglastbedrijf AANWIJZING Mogelijke beschadigingen van de motor door laaglastbedrijf. ► Motor in stationair toerental of bij hoger toerental bedrijven boven een motorbelasting van 20%. Mogelijke gevolgen van laaglastbedrijf zijn: • Hoger motorolieverbruik. • Motorverontreiniging door motorolie in het uitlaatsysteem. •...
  • Pagina 110 4 Ingebruikneming Massascheidingsschakelaar AANWIJZING Mogelijke elektronicaschade door onvakkundig gebruik van de accuscheidingsschakelaar. ► Accuscheidingsschakelaar niet bedienen bij draaiende motor. ► De accuscheidingsschakelaar pas drie minuten na het afzetten van de motor bedienen. De hoofdstroomschakelaar bedienen: • Wanneer het voertuig gedurende langere tijd (bijvoorbeeld in het weekend) stilstaat.
  • Pagina 111 Bediening Bediening 5 Bediening Stuurinrichting Beweging Rijhendel / Rijpedalen Naar links sturen Naar rechts sturen Naar links draaien Naar rechts draaien BA E16 nl* 1.0 * E16_10_500.fm...
  • Pagina 112 5 Bediening Gasbediening Handgas Tier III Het toerental kan met de gashendel A traploos worden geregeld. Motortoerental Stand Stationair draaien Maximaal afb. 122 Handgas Tier IV Het toerental kan met de besturingsknop A traploos geregeld worden – zie hoofdst. " Besturingsknop" op pagina 4-27.
  • Pagina 113 Bediening 5 Motor-bedrijfsmodus (alleen Tier IV) Motor-bedrijfsmodus Gebruik Krachtig en efficiënt werken Maximaal vermogen Motor-bedrijfsmodus direct wisselen Toets F2 indrukken afb. 124 Motor-bedrijfsmodus van tevoren instellen 1. Menuknop B indrukken 2. Met besturingsknop A het menupunt Motor-bedrijfsmodus C selecteren. 3. Besturingsknop A indrukken. 4.
  • Pagina 114 5 Bediening Keuze rijstand Tier III Het voertuig heeft twee rijstanden, die u kunt kiezen aan de schuifbladhendel. 1: Versnelling 1 2: Versnelling 2 (controlelampje B verschijnt in het weergave-element) Informatie In rijstand 2 kan het vanwege geringe trekkracht tot belemmeringen tijdens het rijden in bochten komen.
  • Pagina 115 Bediening 5 Automatische toerentalregelaar Als de hydraulica gedurende enkele seconden niet bediend wordt, dan schakelt de dieselmotor over naar een stationair toerental. Wordt de hydraulica gebruikt, dan gaat de dieselmotor naar het op het handgas ingestelde toerental. Tier III De schakelaar bevindt zich in de rechter schakelaarlijst. Automatische toerental- Functie regelaar...
  • Pagina 116 5 Bediening Hydraulische rem Het voertuig remt af, wanneer de rijhendel resp. rijpedalen worden losgelaten. Bij bergafwaarts rijden voorkomen de automatisch werkende hydraulische remkleppen, dat de toegestane rijsnelheid overschreden wordt. Informatie De snelheid met de rijhendels resp. -pedalen verminderen en niet met de gashendel.
  • Pagina 117 Bediening 5 Rijden Rijstand Voertuig positioneren zoals afgebeeld. Armsysteem centraal uitlijnen en van de grond optillen. • A = 20-30 cm (8-12 in) afb. 130 Wegrijden en stoppen WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een verkeerde bediening van het voertuig! Werd de bovenwagen 180° gedraaid, dan beweegt het voertuig zich bij bediening van de rijhendel in omgekeerde richting.
  • Pagina 118 5 Bediening Bedrijfstemperatuurbereik Het voertuig alleen bij de volgende omgevingstemperaturen gebruiken. Temperatuur Motor °C (°F) 3TNV88-BPWN -15 (5) 45 (113) 3TNV88F-EPWN Tier IV (EU) -15 (5) 40 (104) 3TNV88F-EPWN Tier IV (non-EU) -15 (5) 45 (113) Rijden op hellingen Gebruiksgrenzen van het voertuig Gebruik Beschrijving Bergop- en bergafwaarts rijden...
  • Pagina 119 Bediening 5 WAARSCHUWING Knelgevaar door het omkantelen van het voertuig! Het omkiepen van het voertuig kan leiden tot ernstig letsel en zelfs de dood. ► Het armsysteem 20-30 cm (8-12 in) van de vloer optillen en centraal naar voren uitlijnen. ►...
  • Pagina 120 5 Bediening Voorbereiding voor rijden op hellingen Bergopwaarts resp. bergafwaarts rechtuit rijden. Bij een positiewisseling mogen de maximale stijgingshoek van 15° en de maximale zijdelingse hellingshoek van 10° niet worden overschreden. <10° afb. 131 Positiewissel op effen terreinen uitvoeren en daarna recht de helling oprijden.
  • Pagina 121 Bediening 5 Bergopwaarts rijden • Armsysteem 20-30 cm (8-12 in) van de vloer optillen en centraal naar voren uitlijnen. • De maximale stijgingshoek van 15° niet overschrijden. • De maximale zijdelingse hellingshoek van 10° niet overschrijden. Bergafwaarts rijden • Armsysteem 20-30 cm (8-12 in) van de vloer optillen en centraal naar voren uitlijnen.
  • Pagina 122 5 Bediening Voertuig neerzetten WAARSCHUWING Knelgevaar door het wegrollen van het voertuig na het neerzetten! Een niet-vastgezet voertuig kan leiden tot ernstige letsels en zelfs de dood. ► Armsysteem en schuifblad op de bodem neerlaten. ► Voertuig voorzien van passende beveiligingen (bijv. blokken). 1.
  • Pagina 123 Bediening 5 Differentieelblokkering Niet beschikbaar. Verlichting / waarschuwingsinstallatie WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verblinde verkeersdeelnemers! Door ingeschakelde werklampen kunnen verkeersdeelnemers op de openbare weg verblind worden, hetgeen kan leiden tot ernstige letsels en zelfs de dood. ► Indien verkeersdeelnemers verblind worden, het werk stilleggen. ►...
  • Pagina 124 5 Bediening Binnenverlichting Binnenverlichting Bediening Lamp naar links of rechts drukken Lamp in de middelste stand drukken afb. 139 Claxon Knop A op de rechter stuurhendel indrukken. afb. 140 5-14 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_500.fm...
  • Pagina 125 Bediening 5 Zwaailicht (optie) Het zwaailicht beschikt over een magnetische voet en wordt op het cabinedak bevestigd. De stroom wordt via de 12V-aansluiting A aangevoerd. afb. 141 De schakelaar bevindt zich in de rechter schakelaarlijst. Stand Functie Schakelaar B naar beneden drukken. Schakelaar B naar boven drukken.
  • Pagina 126 5 Bediening Ruitenwis-/sproeierinstallatie De schakelaar bevindt zich in de rechter schakelaarlijst. Ruitensproeier Bediening Wissen aan Schakelaar A in stand 1 drukken Wissen uit Schakelaar A in stand 0 drukken Sproeien aan Schakelaar A in stand 2 drukken en vasthouden Sproeien uit Schakelaar A loslaten afb.
  • Pagina 127 Bediening 5 Verwarming, ventilatie en airconditioning VOORZICHTIG Gevaar voor de gezondheid door een verkeerde bediening van de airconditioning. Kan tot schade voor de gezondheid leiden. ► De ventilatieroosters bij ingeschakelde airconditioning niet direct op het gezicht richten. Temperatuurregeling De temperatuurregelaar bevindt zich rechts onder de bestuurdersstoel (variant 1) resp.
  • Pagina 128 5 Bediening Ventilator De schakelaar bevindt zich in de rechter schakelaarlijst. Ventilator Bediening Schakelaar A in stand 0 drukken Stand 1 Schakelaar A in stand 1 drukken Stand 2 Schakelaar A in stand 2 drukken afb. 146 Circulatieluchtbedrijf De bediening voor het circulatieluchtbedrijf bevindt zich rechts naast de bestuurdersstoel.
  • Pagina 129 Bediening 5 Rijsignaal (optie) Het rijsignaal klinkt, zodra ten minste één van de beide loopwerkkettingen beweegt. WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij het vooruit en achteruit rijden! Gevaar voor beknelling, wat tot ernstig letsel of de dood kan leiden. ► Niemand mag zich in het gevarengebied bevinden. ►...
  • Pagina 130 Bediening 5 Bediening Hydraulisch systeem Basisfuncties stuurhendel (ISO- en SAE-besturing) Soort besturing ISO-besturing SAE-besturing Stuurhendel Stuurhendel Gewenste functie Links Rechts Links Rechts Bovenwagen naar links draaien Bovenwagen naar rechts draaien Schopsteel uitschuiven Schopsteel inschuiven Hefarm neerlaten Hefarm optillen Schop naar binnen draaien Schop naar buiten draaien De afgebeelde stuurhendels zijn symbolische weergaven.
  • Pagina 131 Bediening 5 ISO/SAE-besturing (optie) Het voertuig is standaard uitgerust met de ISO-besturing. De SAE- besturing kan optioneel aanwezig zijn. Daardoor ontstaan er verschillen bij de bediening van de stuurhendel. WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door gewijzigde instelling van het soort besturing! Door een gewijzigde instelling kan een verkeerde bediening plaatsvinden, hetgeen kan leiden tot ernstige letsels en zelfs de dood.
  • Pagina 132 5 Bediening Bovenwagen draaien WAARSCHUWING Knelgevaar door het draaibereik van het voertuig! Personen die zich in het draaibereik van het voertuig ophouden, kunnen zwaar verwond of gedood worden. ► Niemand mag zich in het gevarengebied bevinden. AANWIJZING Mogelijke beschadigingen van het voertuig bij werkzaamheden in de directe nabijheid van muren, delen van gebouwen of andere hindernissen.
  • Pagina 133 Bediening 5 Draaiwerkrem Automatische draaiwerkrem Wanneer de bovenwagen werd gedraaid, dan wordt de draaiwerkrem met een tijdvertraging geactiveerd en wordt de bovenwagen daardoor vastgezet. Wordt de bovenwagen opnieuw gedraaid, dan wordt de draaiwerkrem gedeactiveerd. Hydraulische draaiwerkrem Normaal afremmen: stuurhendel loslaten. Maximaal afremmen: stuurhendel in de tegengestelde richting drukken tot de bovenwagen stil staat.
  • Pagina 134 5 Bediening 4. Bovenwagen zo draaien dat het armsysteem 90° ten opzichte van het onderstel staat. afb. 154 (symbolische weergave) 5. Armsysteem positioneren zoals getoond in Afb. 155. 6. Motor afzetten, contactsleutel eruit trekken en veilig bewaren. 7. Stuurhendeldrager omhoog klappen. 8.
  • Pagina 135 Bediening 5 Schuifblad WAARSCHUWING Beknellingsgevaar door onbedoeld gebruik! Onbedoeld gebruik kan tot ernstige verwondingen of de dood leiden. ► Stuurhendeldrager omhoog klappen. ► Schuifblad na het beëindigen van de werkzaamheden op de grond laten zakken. ► Niemand mag zich in het gevarengebied bevinden. AANWIJZING Wanneer het schuifblad bij werkzaamheden te diep op de grond wordt neergelaten, kan dit tot grote weerstand leiden.
  • Pagina 136 5 Bediening Schuifbladhendel (optie zwenkbaar schuifblad) WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door geactiveerde drijfstand (optie)! Door de geactiveerde drijfstand levert het voertuig tijdens het graven stabiliteit in. Dat kan tot ernstige verwondingen of de dood leiden. ► De drijfstand voorafgaand aan de graafwerkzaamheden deactiveren. In de drijfstand kunnen nauwkeurige egalisatiewerkzaamheden afb.
  • Pagina 137 Bediening 5 Hamermodus Alleen met splinterbescherming (canopy) resp. gesloten voorruit (cabine) in het voorgeschreven werkgebied hameren. – zie hoofdst. " Splinterbescherming (optie)" op pagina 4-19 Het voertuig met canopy is niet toegestaan voor sloopwerkzaamheden conform EN 474-5. Er kan geen Front Guard gemonteerd worden. WAARSCHUWING Gevaar voor doorsteken/doorboren door voorwerpen van voren! Bij werkzaamheden waarbij het gevaar van doorsteken/doorboren door...
  • Pagina 138 Hoogte werkbereik A: 120 cm (47 in), B: 50 cm (20 in) 45° afb. 160 (symbolische weergave) De afbeeldingen 160 en 161 hebben betrekking op werkzaamheden met een hydraulische hamer van Wacker Neuson. Het gebruik van een ander werktuig kan een afwijkend werkbereik met zich meebrengen. afb. 161 (symbolische weergave) 5-28 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_510.fm...
  • Pagina 139 Bediening 5 Hamerretourleiding Rechts voor op het chassis bevindt zich een kogelkraan voor het schakelen tussen bagger- en hamermodus. AANWIJZING Mogelijke schade aan de machine door verkeerde hendelpositie. ► De hamermodus is uitsluitend mogelijk via de hulphydraulica (AUX I). Hendelstand Functie Graafmodus Hamermodus...
  • Pagina 140 5 Bediening Hulpregelcircuits AUX I De bediening vindt plaats met de rechter stuurhendel. Oliestroom Stand Naar de linker kabel Wip B naar links drukken Naar de rechter kabel Wip B naar rechts drukken afb. 164 afb. 164 AUX II (optie) De bediening vindt plaats met de linker stuurhendel.
  • Pagina 141 Bediening 5 Proportionele besturing Tier III Met de proportionele besturing is het mogelijk om de oliestroom voor het hulpwerktuig traploos te verstellen. Hulpregelcircuits AUX I 1. Draaiknop aan de rechter stuurhendelarmsteun in de gewenste positie draaien. afb. 167 AUX II en AUX III (optie) 1.
  • Pagina 142 5 Bediening Proportionele besturing Tier IV stuurcircuit Hulpwerktuig Startpunt Pompvermogen Informatie Voorbeeldweergave voor AUX I. De bediening voor AUX II, AUX III en schuifblad is identiek. Instellingen invoeren • Met toets C worden de instellingen opgeroepen. • Met instelknop A worden instellingen geselecteerd (draaien) en bevestigd (drukken).
  • Pagina 143 Bediening 5 Startpunt en maximale gewenste capaciteit instellen Het startpunt van de stuurhendel-wip en de maximaal gewenste capaciteit kunnen afhankelijk van het hulpwerktuig en te verrichten werkzaamheden worden geconfigureerd. 1. Wip naar de positie schuiven, vanaf waar het hulpwerktuig moet gaan bewegen.
  • Pagina 144 5 Bediening Hefwerktuigmodus Als hefwerktuigbedrijf worden aangeduid optillen, transporteren en omlaag brengen van ladingen met behulp van een draag- en bevestigingsmiddel. GEVAAR Knelgevaar door het omkantelen van het voertuig! Het omkiepen van het voertuig leidt tot ernstige letsels en zelfs de dood. ►...
  • Pagina 145 Bediening 5 AANWIJZING Schade aan het voertuig door een kantelend voertuig, wanneer het gewicht in de belastingtabel werd overschreden. ► De in de belastingtabellen aangegeven gewichten niet overschrijden. Overbelastingsalarm Het overbelastingsalarm waarschuwt de bestuurder optisch en akoestisch bij een te hoge last op de hefarm. Er zijn twee uitvoeringen: •...
  • Pagina 146 5 Bediening Functiecontrole stuurhendelarmsteun uitvoeren. – zie hoofdst. " Functiecontrole stuurhendelarmsteun" op pagina 4-39 Voor de hefwerktuigmodus mogen alleen de volgende hefmiddelen worden gebruikt: • Powertilt/snelwisselaar met lasthaak • Scharnierstang met hefoog afb. 175 Zodra weergave A verschijnt en de waarschuwingszoemer klinkt: •...
  • Pagina 147 Bediening 5 Mechanisch snelwisselsysteem Lehnhoff (optie) • De snelwisselaar en de opneeminrichting voor het hulpwerktuig moeten onbeschadigd en schoon zijn. • De gebruikshandleiding van de mechanische snelwisselaar bij de gebruikshandleiding van het voertuig bewaren. • De beschreven bediening geldt niet voor het hogeschopbedrijf. Voor hogeschopbedrijf een geautoriseerde vakwerkplaats contacteren.
  • Pagina 148 5 Bediening Aanbouwgereedschap opnemen 1. Snelwisselaar A in de hulpwerktuigbouten B aanbrengen. 2. Snelwisselaar A licht indraaien, schopsteel optillen, tot het hulpwerktuig ca. 30 cm (12 in) boven de bodem hangt. 3. De schopcilinder uitschuiven, zodat de kant C van het hulpwerktuig op de snelwisselaar ligt.
  • Pagina 149 Bediening 5 9. Voor het begin van de werkzaamheden en na elk vergrendelingsproces het hulpwerktuig tegen de grond aan drukken en deze vervolgens snel enkele keren vlak boven de grond volledig op en neer bewegen. Het hulpwerktuig mag daarbij niet loskomen van de snelwisselaar. afb.
  • Pagina 150 5 Bediening Aanbouwgereedschap neerzetten 1. Hulpwerktuig indraaien en op een hoogte van 5-10 cm (2-4 in) boven de grond positioneren. 2. Motor uitzetten en contactsleutel veilig opbergen. afb. 184 3. Steeksleutel D linksom draaien tot bouten E volledig ingeschoven zijn. De snelwisselaar is ontgrendeld.
  • Pagina 151 Wacker Neuson is niet aansprakelijk voor verwondingen of materiële schade, als minstens een van de navolgende punten niet in acht genomen wordt: •...
  • Pagina 152 5 Bediening Hydraulisch snelwisselsysteem/Easy Lock (optie) • Voor inbedrijfname een afzonderlijke scholing afronden. De scholing moet door erkend vakkundig personeel worden gegeven en moet door de bestuurder worden begrepen. • Om veiligheidsredenen moet de snelwisselaar met twee bedienings- elementen worden bediend. Daarmee wordt het onopzettelijke openen van de snelwisselaar tijdens het gebruik voorkomen.
  • Pagina 153 Bediening 5 WAARSCHUWING Beknellingsgevaar door onvakkundige bediening van het hydraulische snelwisselsysteem! Afhankelijk van het systeem kan de snelwisselaar ook met andere hydraulische functies worden gebruikt. Dat kan tot ernstige verwondingen of de dood leiden. ► Het hydraulische snelwisselsysteem uitsluitend met de functie Schuifblad heffen gebruiken.
  • Pagina 154 5 Bediening 6. Voetschakelaar E ingedrukt houden en tegelijkertijd de schuifbladhendel J terugtrekken. De snelwisselaar gaat open. afb. 190 Tier IV: het symbool Snelwisselaar geopend verschijnt. afb. 191 De controle-inrichting F moet geheel uitgeschoven zijn. Het hulpwerktuig klikt vast. afb. 192 7.
  • Pagina 155 Bediening 5 De controle-inrichting F moet geheel ingeschoven zijn. afb. 194 8. Schakelaar D in positie 2 drukken. De snelwisselaar is gedeactiveerd en de waarschuwingszoemer stopt. afb. 195: Tier IV: het symbool HSWS gedeactiveerd verschijnt gedurende enkele seconden. afb. 196 5-45 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_510.fm...
  • Pagina 156 5 Bediening 9. Voor het begin van de werkzaamheden en na elk vergrendelingsproces het hulpwerktuig tegen de grond aan drukken en deze snel enkele keren vlak boven de grond volledig op en neer bewegen, om te controleren of het hulpwerktuig veilig vergrendeld is. Het hulpwerktuig mag daarbij niet loskomen van de snelwisselaar.
  • Pagina 157 Bediening 5 Handmatige HSWS-boutvergrendeling Afhankelijk van nationale voorschriften moet het HSWS na het hydraulische vergrendelingsproces ook handmatig vergrendeld worden. De vergrendeling resp. ontgrendeling bevindt zich aan de linkerzijde van de snelwisselaar. afb. 200 • Motor uitzetten en contactsleutel uittrekken. • Stuurhendeldrager omhoog klappen.
  • Pagina 158 5 Bediening Aanbouwgereedschap neerzetten Handmatige HSWS-boutontgrendeling Afhankelijk van nationale voorschriften moet het HSWS na het hydraulische ontgrendelingsproces ook handmatig ontgrendeld worden. De vergrendeling resp. ontgrendeling bevindt zich aan de linkerzijde van de snelwisselaar. afb. 202 • Motor uitzetten en contactsleutel uittrekken. •...
  • Pagina 159 Bediening 5 Aanbouwgereedschap neerzetten 1. Hulpwerktuig volledig indraaien en 5-10 cm (2-4 in) boven de bodem positioneren. 2. Schakelaar D ontgrendelen en in positie 1 drukken. De snelwisselaar is geactiveerd en de waarschuwingszoemer klinkt. afb. 204 Tier IV: het symbool HSWS geactiveerd verschijnt en de waarschuwingszoemer klinkt.
  • Pagina 160 5 Bediening De controle-inrichting F moet geheel uitgeschoven zijn. afb. 208 4. Schopcilinder inschuiven. Het hulpwerktuig wordt op de grond neergezet. afb. 209 5. Schuifbladhendel J en voetschakelaar E loslaten. De snelwisselaar sluit zich. afb. 210 De controle-inrichting F moet geheel ingeschoven zijn. afb.
  • Pagina 161 Bediening 5 6. Schakelaar D in positie 2 drukken. De snelwisselaar is gedeactiveerd en de waarschuwingszoemer stopt. afb. 212: Tier IV: het symbool HSWS gedeactiveerd verschijnt gedurende enkele seconden. afb. 213 5-51 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_510.fm...
  • Pagina 162 5 Bediening AUX V (optie) De omschakeling vindt links en rechts op de schopsteel plaats. afb. 214 Grijpermodus instellen: 1. Beide hendels D aan de kogelkraan in de stand B brengen. De inkeping C symboliseert de doorstroomrichting. afb. 215 Schopbedrijf instellen: 1.
  • Pagina 163 Bediening 5 Hydraulische koppelingen aan- resp. afsluiten 1. Voertuig neerzetten – zie hoofdst. " Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina 7-9. 2. Armsysteem centraal naar voren uitlijnen. 3. Schuifblad op de grond laten zakken. 4. Contactsleutel in stand 1 draaien. 5.
  • Pagina 164 5 Bediening Stuurkring hydraulische duimen (optie) De omschakeling vindt links en rechts aan het uiteinde van de schopsteel plaats. Armsysteem centraal naar voren uitlijnen (Afb. 220). Armsysteem en schuifblad op de bodem neerlaten. afb. 220 (symbolische weergave) Hydraulische duimen instellen: kogelkraan A met hendel B links en rechts van de schopsteel in de gewenste stand brengen.
  • Pagina 165 Bediening 5 Ladinghouderfuntie WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door onder druk vrijkomende vloeistof! Onder druk vrijkomende hydraulische olie kan door de huid dringen en leiden tot ernstige letsels en zelfs de dood. ► Niemand mag zich in het gevarengebied bevinden. ► Bij een slangbreuk de bedieningselementen in de neutrale stand zetten, zodat er zo min mogelijk hydraulische olie wegloopt.
  • Pagina 166 5 Bediening Werkwijze na een schade: 1. Voertuig direct tot stilstand brengen. 2. Motor uitschakelen. 3. Stuurhendel resp. schuifbladhendel in de neutrale stand zetten. 4. Indien mogelijk, noodneerlating uitvoeren – zie hoofdst. "5.12 Noodneerlating" op pagina 5-70 5. Stuurhendeldrager omhoog klappen. 6.
  • Pagina 167 Bediening 5 5.10 Hulpwerktuigen Opnemen WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door onder druk vrijkomende vloeistof! Onder druk vrijkomende hydraulische olie kan door de huid dringen en leiden tot ernstige letsels en zelfs de dood. ► Niemand mag zich in het gevarengebied bevinden. ►...
  • Pagina 168 5 Bediening Afleggen WAARSCHUWING Knelgevaar bij het neerzetten van aanbouwgereedschap! Een niet juist neergezet aanbouwgereedschap kan omkiepen en leiden tot ernstige letsels en zelfs de dood. ► Niemand mag zich in het gevarengebied bevinden. ► Aanbouwgereedschap stabiel op een effen en vaste ondergrond zetten.
  • Pagina 169 Bediening 5 Druk werkhydraulica ontlasten Tier III 1. Voertuig op een horizontaal en effen bodem met voldoende draagvermogen neerzetten. 2. Aanbouwgereedschap volledig op de grond laten zakken. 3. Schuifblad op de grond laten zakken. 4. Motor uitschakelen. 5. Contactsleutel in stand 1 draaien. 6.
  • Pagina 170 5 Bediening Druk werkhydraulica ontlasten Tier IV 1. Voertuig op een horizontaal en effen bodem met voldoende draagvermogen neerzetten. 2. Aanbouwgereedschap volledig op de grond laten zakken. 3. Schuifblad op de grond laten zakken. 4. Motor uitschakelen. 5. Contactsleutel in stand 1 draaien. 6.
  • Pagina 171 Bediening 5 Ombouwen Demonteren 1. De gemonteerde schop met de vlakke onderzijde op een effen ondergrond neerzetten. 2. Voertuig parkeren, motor uitzetten – zie hoofdst. " Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina 7-9. 3. Lunspen A wegnemen. 4. Eerst bout B, dan bout C verwijderen. Vastzittende bouten met hamer en messingdoorn voorzichtig uitdrijven.
  • Pagina 172 5 Bediening 5.11 Werkbedrijf Gevarenzone • De gevarenzone is de zone waarin personen in gevaar worden gebracht door de bewegingen van het voertuig, aanbouwgereedschap of laadgoed. • Tot de gevarenzone hoort dat bereik, dat door naar beneden vallend laadgoed, een naar beneden vallende inrichting of uitgeslingerde delen kan worden bereikt.
  • Pagina 173 Bediening 5 Gevarenzone bij hefwerktuigbedrijf Bij het hefwerktuigbedrijf moet de lading door de seingevers (B) met kabels (C) worden gestabiliseerd. De seingevers moeten zich buiten de gevarenzone bevinden – zie hoofdst. " Hefwerktuigmodus" op pagina 5-34. Gevarenzone met een schop Gevarenzone met een schop en een veiligheidsafstand van 1,5 m (59 in) Gevarenzone met een aangebouwde grijper (bijv.
  • Pagina 174 5 Bediening Ontoelaatbaar werken AANWIJZING Ontoelaatbaar werken kan het voertuig resp. het hulpwerktuig beschadigen. Werken met zwenkkracht De zwenkkracht van de bovenwagen mag noch voor het slopen van muren noch voor het egaliseren van oppervlakken worden gebruikt. Het hulpwerktuig bij het zwenken van de bovenwagen niet hard op de bodem neer laten komen.
  • Pagina 175 Bediening 5 Werken met valkracht door laten zakken van het hulpwerktuig De valkracht van het aanbouwgereedschap niet als houweel, hamer of heimachine gebruiken. afb. 232 Werken met valkracht door laten zakken van het voertuig Het eigengewicht van het voertuig niet voor het werk inzetten. Uitsluitend de kracht van de hydraulische cilinder gebruiken.
  • Pagina 176 5 Bediening Algemene aanwijzingen voor het werkbedrijf Rijden Bij het rijden over hindernissen kan veel van het onderstel worden gevraagd, waardoor schade kan ontstaan. Het overrijden van hindernissen zo mogelijk vermijden. Als dat niet mogelijk is, armsysteem tot vlak bij de bodem neerlaten en met lage snelheid over de hindernis rijden.
  • Pagina 177 Bediening 5 Werken met de schop Het werken met het voertuig wordt hieronder beschreven met een lepelschop. De lepelschop wordt voornamelijk gebruikt bij grondverzet (graven, losmaken, opnemen en verladen van los of vast materiaal). Het schuifblad naar uitgravingskant uitlijnen. Drijfstand (optie) deactiveren. Schopstand bij het graven Met de schopsteel en schop lange, vlakke graafbewegingen uitvoeren.
  • Pagina 178 5 Bediening Laden van materiaal Aanwijzingen voor het beladen van kiepwagens: - De kiepwagen zo positioneren dat de cabine ervan zich buiten de gevarenzone van de graafmachine bevindt. - Het laadvlak beladen, daarbij aan de achterkant beginnen. - De zwenkhoek zo klein mogelijk houden. - De gevulde schop pas tot loshoogte optillen, wanneer in de richting van de kiepwagen wordt gezwenkt.
  • Pagina 179 ► De zuigerstang mag het schuifblad niet aanraken. afb. 245 Aanwijzingen voor het uitgraven Wacker Neuson raadt aan om bij de planning en uitvoering van uitgraafwerkzaamheden de volgende punten in acht te nemen: • De uitrit uit een bouwput moet zich buiten de uitgraaflijn bevinden en zo vlak mogelijk zijn.
  • Pagina 180 5 Bediening 5.12 Noodneerlating WAARSCHUWING Pletgevaar bij het laten zakken van het armsysteem! Leidt tot zware kneuzingen of letsel met de dood als gevolg. ► Niemand mag zich in het gevarengebied bevinden. ► Werkzaamheden direct onderbreken, wanneer iemand de gevarenzone betreedt. Bij de noodneerlating dient u de volgende punten aan te houden: 1.
  • Pagina 181 Bediening 5 5.13 Opties Startonderbreker (optie) A = contactsleutel (blauw) Dient voor het starten van het voertuig. Er zijn 2 stuks meegeleverd. B = mastersleutel (rood) Informatie De Mastersleutel moet zorgvuldig worden opgeborgen. Deze kan alleen worden gebruikt voor het inleren van nieuwe contactsleutels. Indien de Mastersleutel verloren gaat, moet een nieuwe startblokkering gemonteerd worden.
  • Pagina 182 5 Bediening Bovenwagen met VDS hellen (optie) Met VDS kunt u de bovenwagen met maximaal 15° laten hellen, zodat op oneffen terrein loodrecht gegraven kan worden. WAARSCHUWING Gevaar voor verwondingen door de bewegingen van de bovenwagen. Kan tot ernstige verwondingen of de dood leiden. ►...
  • Pagina 183 Bediening 5 Bovenwagen omhoog brengen: 1. Schakelaar 1 indrukken en ingedrukt houden. 2. Stuurhendel 2 naar rechts drukken. De bovenwagen komt omhoog. 3. Als de gewenste hellingshoek is bereikt, dan stuurhendel 2 in de neutrale stand terugbrengen en schakelaar 1 loslaten. Bovenwagen omlaag brengen: 1.
  • Pagina 184 5 Bediening 5.14 Stillegging en herinbedrijfstelling De aangegeven maatregelen hebben betrekking op het stilleggen en opnieuw in bedrijf stellen van het voertuig na meer dan 30 dagen. Voorlopige stillegging Het voertuig moet opgeslagen worden in een gesloten ruimte. Als het voertuig in de buitenlucht neergezet moet worden, moet het indien mogelijk op bevestigde bodem (bijv.
  • Pagina 185 Bediening 5 Herinbedrijfstelling Informatie Indien het voertuig langere tijd stilgelegd werd zonder dat de beschreven stappen uitgevoerd werden, vóór het opnieuw in bedrijf stellen een geautoriseerde vakwerkplaats contacteren. 1. Een algemene visuele controle op schade aan elektrische kabels, stekkers, brandstofleidingen en corrosie enz. op de motor en het roetfilter uitvoeren.
  • Pagina 186 5 Bediening 5.15 Definitieve stillegging Verwijderen Alle in het voertuig gebruikte bedrijfsmiddelen zijn onderhevig aan speciale voorschriften. De verschillende materialen, brandstoffen en hulpstoffen gescheiden en overeenkomstig de milieuvoorschriften verwijderen. De verwijdering mag alleen door een geautoriseerde vakwerkplaats worden uitgevoerd. Nationale en regionale bepalingen voor de afvoer volgen.
  • Pagina 187 Transport Transport 6 Transport Voertuig takelen WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door onvakkundig takelen! Het onvakkundig takelen kan leiden tot ongevallen, met ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg. ► Voertuig alleen uit de onmiddellijke gevarenzone takelen tot het verladen mogelijk is. ►...
  • Pagina 188 6 Transport – zie hoofdst. " Wegslepen" op pagina 2-13 2. Garanderen, dat het voertuig zeker kan worden geborgen. 3. Alleen takeloog A gebruiken. 4. Sluiting B met sluitingsbout en veiligheidspin borgen. 5. Aanslagmiddelen van een voldoende afmeting aan de sluiting bevestigen.
  • Pagina 189 Transport 6 Sjorogen Positie Aantal Schuifblad Onderstel voor Onderstel achter Onderstel binnenkant afb. 252 afb. 253 afb. 254 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_600.fm...
  • Pagina 190 6 Transport Op het transportvoertuig rijden – zie hoofdst. " Transporteren" op pagina 2-15 2. Transportvoertuig met blokken tegen wegrollen beveiligen. 3. Oprijhellingen in een zo'n klein mogelijke oprijhoek aanbrengen. Een helling van 15° niet overschrijden. 4. Alleen slipvrije oprijhellingen en standvlakken gebruiken. 5.
  • Pagina 191 Transport 6 Kraanverlading WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door onvakkundig verladen! Het onvakkundig verladen kan leiden tot ongevallen, met ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg. ► Niemand mag zich in het gevarengebied bevinden. ► Transportgewicht op het typeplaatje van het voertuig in acht nemen. ►...
  • Pagina 192 6 Transport Hefogen Het voertuig mag uitsluitend aan de beschreven hefogen worden opgetild. Positie Aantal Schuifblad links en rechts Hefarm afb. 257 De lengten L1 en L2 van de hefmiddelen in acht nemen afb. 258 Armsysteem Lengte Afmetingen 1500 mm (59 in) Hefarm 3400 mm (11'-2'') afb.
  • Pagina 193 Transport 6 Laadprocedure 1. Lege schop monteren en veilig vergrendelen. 2. Alle verontreinigingen aan het voertuig verwijderen. 3. Voertuig op een horizontaal en effen ondergrond met voldoende draagvermogen neerzetten. 4. Schop naar binnen draaien. 5. Hefarm volledig optillen 6. Schopsteel aantrekken. 7.
  • Pagina 194 6 Transport Notities: BA E16 nl* 1.0 * E16_10_600.fm...
  • Pagina 195 Onderhoud Onderhoud 7 Onderhoud Opmerkingen met betrekking tot het onderhoud • Onderhoud heeft een aanzienlijke invloed op het goed functioneren en de levensduur van een voertuig. • De bestuurder dient de dagelijkse en wekelijkse onderhoudswerk- zaamheden uit te voeren volgens het onderhoudsplan. •...
  • Pagina 196 7 Onderhoud Onderhoudsoverzicht Onderhoudssticker Onderhoudswerkzaamheden die door de bestuurder uitgevoerd moeten worden staan op de onderhoudssticker vermeld. afb. 261 Onderhoudssticker (symbolische weergave) I = Bedrijfsmiddelen bijvullen en aftappen; Functies controleren. II = Aan slijtage onderhevige delen, pakkingen, slangen en schroefverbindingen controleren. III = Op beschadigingen, roest en vuil controleren.
  • Pagina 197 Onderhoud 7 Onderhoudsschema Dagelijks onderhoud (bediener) Controle- en inspectiewerkzaamheden Symbool (Volgende bedrijfsmiddelen controleren, na uitgevoerde testdraai oliepei- Pagina len controleren en indien nodig bijvullen) 7-34; 7-37; Hulpstoffen controleren (motorolie, motor-koelmiddel, hydraulische olie) 7-42 Waterkoeler en koeler hydraulische olie op vervuiling controleren, zo nodig reinigen 7-38 Dieselkoeler controleren op verontreiniging, zo nodig reinigen...
  • Pagina 198 7 Onderhoud Dagelijks onderhoud (bediener) Hydraulisch snelwisselsysteem (Easy Lock): akoestische 5-42 waarschuwingsinrichting controleren Powertilt volgens smeerschema afsmeren 7-13 Spiegels correct instellen, reinigen, op beschadigingen controleren en eventueel vasttrekken Aircocondensator controleren op verontreiniging, zo nodig reinigen 7-38 Het grove filter voor verse lucht en circulatielucht (verwarming, airco) 7-22 uitblazen Dichtheidscontrole...
  • Pagina 199 Onderhoud 7 Dagelijks onderhoud (bediener) Veiligheidsgordel op beschadigingen controleren Hydraulische slangen op beschadigingen controleren Lasthaak, scharnierstang en hefogen controleren Hydraulisch snelwisselsysteem (Easy Lock) controleren op beschadiging Powertilt op beschadigingen controleren Wekelijks onderhoud (om de 50 bedrijfsuren) (bediener) Pagina Op- en afstap op verontreinigingen controleren Luchtfilter vervangen Powertilt-zwenkinrichting in de eindpositie steeds één minuut in beide stroomrichtingen gebruiken, zodat het systeem wordt uitgespoeld...
  • Pagina 200 7 Onderhoud Eenmalig na de eerste 50 bedrijfsuren (geautoriseerde vakwerkplaats) Filter voor hydraulische olie vervangen Motorolie vervangen Motoroliefilter vervangen Tandwielolie (rijaandrijving) vervangen V-snaren op toestand en spanning controleren Controleren of schroefverbindingen goed vastzitten Sticker en handleiding op volledigheid en toestand controleren Druk van de primaire drukbegrenzingskleppen (werkhydraulica) controleren Alle punten uit de dagelijkse en wekelijkse onderhoudsintervallen Verdere service-intervallen (geautoriseerde vakwerkplaats):...
  • Pagina 201 Onderhoud 7 Onderhoudsschema mechanisch snelwisselsysteem Lehnhoff afb. 262 (symbolische weergave) Onderhoud snelwisselaar MS03/MS08/MS10 (bestuurder) Interval Uitwendige visuele inspectie van het snelwisselsysteem uitvoeren iedere 10 bu/dagelijks Boutgeleiding reinigen om de 50 bu/wekelijks Contactvlakken bouten reinigen om de 50 bu/wekelijks Onderzijde snelwisselaar reinigen om de 50 bu/wekelijks Contactvlakken hulpwerktuig reinigen om de 50 bu/wekelijks...
  • Pagina 202 7 Onderhoud Toegestane boutstanden Lehnhoff MSWS De boutstanden kunnen al naar gelang de toestand van de snelwisselaar en de opname van aanbouwdelen verschillend zijn. Maximaal toegestane boutstanden: X (naar binnen) Z (naar buiten) Snelwisselaar mm (in) mm (in) MS 03 0 (0) 6 (15/64) Y: Binnen- resp.
  • Pagina 203 Onderhoud 7 Voorbereidingen voor het afsmeren 1. Voertuig op een horizontaal en effen bodem met voldoende draagvermogen neerzetten. 2. Armsysteem centraal naar voren uitlijnen. 3. Armsysteem en steunen op de bodem neerlaten. 4. Motor uitschakelen. 5. Hydraulica door veelvuldig bedienen van de stuurhendel drukloos maken.
  • Pagina 204 7 Onderhoud Hefarm/schuifblad afb. 265 7-10 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_700.fm...
  • Pagina 205 Onderhoud 7 Positie Smeerplaats Interval Aantal Hefarm Dagelijks Hefarmcilinder Dagelijks Schopsteel Dagelijks Schopsteelcilinder Dagelijks Schopcilinder Dagelijks Scharnierstang Dagelijks Easy Lock Dagelijks Zwenkconsole Dagelijks Zwenkcilinder 50 bu Draaikransvertanding 50 bu – zie hoofdst. " Draaikransvertanding" op pagina 7-15 Draaikrans-kogelloopbaan 50 bu –...
  • Pagina 206 7 Onderhoud Powertilt, hydraulische duimen, VDS Powertilt met hydraulisch snelwisselsysteem Easy Lock Hydraulische duimen afb. 266 (symbolische weergave) Positie Smeerplaats Interval Aantal Easy Lock Wekelijks Easy Lock-snelwisselaar Wekelijks Powertilt Dagelijks Wekelijks Hydraulische duimen Dagelijks 2 maal per dag bij gebruik in water, na het gebruik in water smeernippels smeren zodat er geen water achterblijft. 7-12 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_700.fm...
  • Pagina 207 Onderhoud 7 Cabine/Hulpwerktuig-opnemingen afb. 267 (symbolische weergave) Positie Smeerplaats Interval Aantal Voorruit: bout, sluitgroef en vergrendelingen Wekelijks Voorruit: rails Wekelijks Stuurhendeldrager Wekelijks – zie hoofdst. " Stuurhendelarmsteun" op pagina 7-16 Deurscharnieren Wekelijks 7-13 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_700.fm...
  • Pagina 208 7 Onderhoud Draaikrans-kogelloopbaan GEVAAR Knelgevaar tijdens het smeren! Gevaar voor ernstige kneuzingen, die de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben. ► Wanneer de bovenwagen wordt gedraaid, mag niemand zich in het gevarengebied bevinden. De smeerplaatsen bevinden zich links op het chassis. 1.
  • Pagina 209 Onderhoud 7 Draaikransvertanding GEVAAR Knelgevaar tijdens het smeren! Gevaar voor ernstige kneuzingen, die de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben. ► Wanneer de bovenwagen wordt gedraaid, mag niemand zich in het gevarengebied bevinden. De smeerplaatsen bevinden zich links op het chassis. 1.
  • Pagina 210 7 Onderhoud Stuurhendelarmsteun VOORZICHTIG Beknellingsgevaar in het bereik van de bewegende delen van de stuurhendelarmsteun! Verwondingsgevaar door kneuzen van lichaamsdelen. ► Lichaamsdelen en kledingstukken niet in het bereik van de bewegende delen houden. 1. Stuurhendeldrager omhoog klappen. 2. Geleidingshendel in het bereik C met vloeibaar vet inspuiten. 3.
  • Pagina 211 Onderhoud 7 Bedrijfsstoffen Seizoen/ Vulhoeveelhe- Gebruik Brandstof Specificatie Temperatuur EN 590 (EU) ASTM D975 grade 1D S15 ASTM D975 grade 2D S15 44 liter (USA) 2, 3 Dieselbrandstof Het hele jaar (11.6 gal) BS 2869 class A1 BS 2869 class A2 (GB) Motor GB252 (China) Gedestilleerd water en...
  • Pagina 212 7 Onderhoud Soorten hydraulische olie Viscositeitsklasse Omgevingstemperatuur min. ° C min. ° F max. °C max. ° F ISO VG32 ISO VG46 ISO VG68 Vervangingsintervallen Hydraulische olie en hydraulisch oliefilter afhankelijk van de hamerwerkzaamheden vervangen. Aandeel hamerwerkzaam- Hydrauli- Filter hydraulische olie heden sche olie 800 bu...
  • Pagina 213 Onderhoud 7 Belangrijke aanwijzingen voor bedrijf met bio-hydraulische olie • Uitsluitend door de firma Wacker Neuson geteste en vrijgegeven bio- oliën gebruiken. • Bij bijvullen alleen bio-olie van dezelfde soort gebruiken. Om misver- standen te voorkomen op de vulopening van de hydraulische olie een duidelijke aanwijzing aanbrengen over de huidige gebruikte oliesoort.
  • Pagina 214 7 Onderhoud Onderhoudsdeuren WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door roterende delen! Roterende delen kunnen tot ernstige verwondingen of de dood leiden. ► Motorkap alleen bij stilstaande motor openen. VOORZICHTIG Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken! Kan tot ernstige verbrandingen of de dood leiden. ►...
  • Pagina 215 Onderhoud 7 Motorkap openen 1. Voertuig parkeren, motor uitzetten – zie hoofdst. " Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina 7-9. 2. Contactsleutel in slot A linksom draaien. 3. Slot A indrukken. De motorkap wordt door een gasveer met vergrendeling B (positie 1) tegengehouden.
  • Pagina 216 7 Onderhoud Gereedschapstas In de gereedschapstas links naast de bestuurdersstoel bevindt zich het boordgereedschap. afb. 275 Cabineluchtfilter 1. Schroeven A losdraaien en afdekking eraf halen. 2. Het grove filter B dagelijks uitblazen. 3. Afdekking er weer opzetten en met schroeven A monteren. afb.
  • Pagina 217 Onderhoud 7 Reinigings- en verzorgingswerkzaamheden WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door roterende delen! Roterende delen kunnen tot ernstige verwondingen of de dood leiden. ► Motorkap alleen bij stilstaande motor openen. WAARSCHUWING Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken! Hete oppervlakken kunnen tot ernstige verbrandingen of de dood leiden. ►...
  • Pagina 218 7 Onderhoud AANWIJZING Beschadiging van rubberen en elektrische onderdelen door het reinigen met oplosmiddelen. Geen oplosmiddelen, benzine of andere agressieve chemicaliën gebruiken. AANWIJZING Beschadiging van de elektronica door waterstraal. ► Elektrische onderdelen niet blootstellen aan een directe waterstraal en beschermen tegen vocht. ►...
  • Pagina 219 Onderhoud 7 Reinigingsoplossingen • Voor voldoende ventilatie van de ruimte zorgen. • Geschikte beschermende kleding dragen. • Geen brandbare vloeistoffen, zoals benzine of diesel gebruiken. Perslucht • Voorzichtig werken. • Oogbescherming en beschermende kleding dragen. • Perslucht niet op de huid of op andere personen richten. •...
  • Pagina 220 7 Onderhoud Motorruimte 1. Voertuig in een washal of wasplaats neerzetten. 2. Motor uitschakelen – zie hoofdst. " Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina 7-9. 3. Voertuig reinigen. Veiligheidsgordel Veiligheidsgordel steeds schoon houden, aangezien sterke verontreiniging de werking van het gordelslot kan beïnvloeden. Veiligheidsgordel alleen met mild zeepsop in ingebouwde toestand schoonmaken.
  • Pagina 221 Onderhoud 7 Smeerwerkzaamheden – zie hoofdst. " Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina 7-9 Brandstofsysteem Belangrijke opmerkingen over het brandstofsysteem Informatie Om de vorming van condenswater te voorkomen, de brandstoftank aan het eind van elke werkdag bijna volledig bijvullen. Informatie De brandstoftank mag niet volledig leeg raken, aangezien in dat geval lucht in het brandstofsysteem gezogen wordt, wat een ontluchting van het systeem nodig maakt.
  • Pagina 222 7 Onderhoud Tanken WAARSCHUWING Explosiegevaar door een brandbaar brandstof-lucht-mengsel! Brandstoffen ontwikkelen mengsels van brandstof en lucht, die explosief en vuurgevaarlijk zijn, deze kunnen tot ernstige verbrandingen of de dood leiden. ► Brand, open licht en roken verboden. ► Tanksluiting voorzichtig openen, zodat de druk in het brandstofreservoir kan ontsnappen.
  • Pagina 223 Onderhoud 7 VOORZICHTIG Gevaar voor uitglijden/struikelen bij het tanken van het voertuig! Kan tot verwondingen leiden. ► Voor het tanken van het voertuig veilige opstaphulpmiddelen gebruiken. ► Voertuigdelen of hulpwerktuigen niet als opstaphulpen gebruiken. AANWIJZING Om verontreinigingen van de brandstof te vermijden, niet met jerrycans tanken.
  • Pagina 224 7 Onderhoud Brandstoffilter Brandstofvoorfilter P en brandstofhoofdfilter M bevinden zich in de motorruimte. Beide zijn van een waterafscheider voorzien. afb. 279 (symbolische weergave) afb. 280 (symbolische weergave) Informatie Naar buiten lopende bedrijfsstoffen met een geschikt reservoir opvangen en milieuvriendelijk als afval afvoeren. 7-30 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_700.fm...
  • Pagina 225 Onderhoud 7 Waterafscheider (voorfilter) legen 1. Voorbereiding – zie hoofdst. " Voertuig neerzetten" op pagina 5-12. 2. Geschikte houder voor het opvangen van het mengsel brandstof-water klaarzetten. 3. Motorkap openen. 4. Kogelkraan A tot de markering Off draaien. De brandstoftoevoer is onderbroken. 5.
  • Pagina 226 7 Onderhoud Brandstofsysteem ontluchten Het brandstofsysteem moet in de volgende gevallen ontlucht worden: • Nadat de brandstoffilter of -voorfilter en de brandstofleidingen afgenomen en opnieuw zijn gemonteerd. • Wanneer het voertuig opnieuw in bedrijf genomen wordt nadat het meer dan 30 dagen stil heeft gelegen. Ontluchten: 1.
  • Pagina 227 ► Motorolie langzaam vullen, zodat het kan wegstromen en niet in het inlaatsysteem terechtkomt. Informatie Het oliepeil moet dagelijks gecontroleerd worden. Wacker Neuson raadt aan de controle voor het starten van de motor uit te voeren. Controleer het oliepeil minimaal 5 minuten nadat de motor is uitgeschakeld.
  • Pagina 228 7 Onderhoud Motoroliepeil controleren 1. Voertuig neerzetten. Motor uitschakelen – zie hoofdst. " Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina 7-9. 2. Motorkap openen. 3. Omgeving van de oliepeilstok A met een pluisvrije doek reinigen. afb. 283 4. Oliepeilstok A eruit trekken en aan een pluisvrije doek afvegen. 5.
  • Pagina 229 Onderhoud 7 Motorolie bijvullen 1. Voertuig neerzetten. De motor uitzetten – zie hoofdst. " Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina 7-9. 2. Motorkap openen. 3. Omgeving van de afsluitdop met een pluisvrije doek afvegen. afb. 285 4. Afsluitdop B openen. 5.
  • Pagina 230 7 Onderhoud Koelsysteem Belangrijke opmerkingen over het koelsysteem De koelers bevinden zich rechts in het motorcompartiment. WAARSCHUWING Vergiftigingsgevaar door gevaarlijke stoffen! Contact met gevaarlijke substanties kan leiden tot ernstig letsel en zelfs de dood. ► Veiligheidsuitrusting dragen. ► Koelvloeistof niet inademen of inslikken. ►...
  • Pagina 231 Onderhoud 7 AANWIJZING Mogelijke beschadigingen aan de motor door te laag koelmiddelpeil. ► Koelmiddelpeil dagelijks controleren. Informatie Het koelmiddelpeil dagelijks voor het starten van de motor controleren. Koelmiddel-mengtabel in acht nemen Koelmiddel controleren en bijvullen 1. Voorbereiding – zie hoofdst. " Voertuig neerzetten" op pagina 5-12.
  • Pagina 232 7 Onderhoud Koeler reinigen VOORZICHTIG Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken! Door een hete koeler kunnen brandwonden optreden. ► Motor uitzetten en laten afkoelen. ► Veiligheidsuitrusting dragen. AANWIJZING Mogelijke beschadigingen van de motor resp. het hydraulisch systeem door vervuilde koelribben. ► Koeler dagelijks controleren en eventueel reinigen. ►...
  • Pagina 233 Onderhoud Onderhoud 7 7.10 Luchtfilter Onderhoud alleen door geautoriseerde vakwerkplaats laten uitvoeren. AANWIJZING Mogelijke beschadigingen aan de motor door een verontreinigde luchtaanzuiging. ► Vervuilingsindicatie en luchtaanzuiging dagelijks voor inbedrijfstelling controleren. Vervuilingsindicatie controleren (Tier IV) De vervuilingsindicatie A bevindt zich bij de luchtfilter. Als de markering B de in de tabel beschreven waarde bereikt, neem dan contact op met een geautoriseerde vakwerkplaats.
  • Pagina 234 7 Onderhoud 7.11 V-snaar De controle van de V-snaarspanning c.q. het bijspannen van de V-snaar mag alleen worden uitgevoerd door een erkende vakwerkplaats. 7.12 Hydraulisch systeem Belangrijke opmerkingen over het hydraulische systeem WAARSCHUWING Verbrandingsgevaar door hete hydraulische olie! Warme hydraulische olie kan leiden tot brandwonden aan de huid en tot ernstige letsels en zelfs de dood.
  • Pagina 235 Onderhoud 7 AANWIJZING Beschadiging door verkeerde hydraulische olie. ► Uitsluitend hydraulische olie conform de lijst Bedrijfsstoffen gebruiken. ► Hydraulische olie alleen door een erkende vakgarage laten verversen. AANWIJZING Beschadiging van het hydraulische systeem door een verkeerd peil van hydraulische olie. ►...
  • Pagina 236 7 Onderhoud Peil hydraulische olie controleren 1. Voertuig op een horizontaal en effen ondergrond met voldoende draagvermogen neerzetten. 2. Armsysteem centraal naar voren uitlijnen (Afb. 292). 3. Armsysteem en schuifblad op de bodem neerlaten. 4. Motor uitschakelen. 5. Hydraulica door veelvuldig bedienen van de stuurhendel drukloos maken.
  • Pagina 237 Onderhoud 7 Hydraulische olie bijvullen VOORZICHTIG Gevaar voor uitglijden/struikelen bij bijvullen hydraulische olie! Kan tot verwondingen leiden. ► Voor het bijvullen van de hydraulische olie veilige opstaphulpen gebruiken. ► Voertuigdelen of hulpwerktuigen niet als opstaphulpen gebruiken. 1. Tankontluchting B openen, zodat de druk gereduceerd wordt. 2.
  • Pagina 238 • Veiligheidsuitrusting dragen. Wacker Neuson verwijst in deze context naar de "Veiligheidsregels voor hydraulische leidingen", uitgegeven door het Duitse centrum voor het voorkomen van ongevallen en gezondheid op het werk, en naar DIN 20066, Tl. 5.
  • Pagina 239 Onderhoud 7 7.13 Elektrische installatie Belangrijke opmerkingen over het elektrische systeem Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de elektrische installatie mogen alleen door een geautoriseerde vakwerkplaats uitgevoerd worden! • Defecte onderdelen van de elektrische installatie moeten vervangen worden door een erkende vakwerkplaats. •...
  • Pagina 240 7 Onderhoud Zekeringen en relais – zie hoofdst. "9.8 Elektrische installatie" op pagina 9-3 Accu De accu mag uitsluitend door een erkende vakwerkplaats worden gecontroleerd, afgeklemd, geladen en verwisseld. 7.14 Verwarming, ventilatie en airconditioning Cabineluchtfilter controleren/vervangen Controle: bestuurder conform onderhoudsschema Vervanging: geautoriseerde vakwerkplaats conform onderhoudsschema 7.15 Ruitensproeierinstallatie Enkel ruitenwisservloeistof (zo nodig met antivriesmiddel) gebruiken voor...
  • Pagina 241 Onderhoud 7 7.18 Loopwerkkettingen WAARSCHUWING Pletgevaar bij werkzaamheden onder het voertuig! Werkzaamheden onder een loopwerkketting kunnen tot zware verwondingen en de dood leiden. ► Niemand mag zich in het gevarengebied bevinden. Spanning van loopwerkkettingen controleren Rubberketting 1. Voertuig op een horizontaal en effen ondergrond met voldoende draagvermogen neerzetten.
  • Pagina 242 7 Onderhoud Stalen ketting (optie) Een meetlat B boven de twee hoogste punten van de ketting leggen. • Bedraagt de speling C tussen looprol en loopwerkketting geen 20-25 mm (0.8-1 in), dan de kettingspanning instellen. afb. 300 Spanning van de loopwerkkettingen corrigeren WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door onder druk vrijkomend vet! Onder druk vrijkomend vet kan door de huid dringen en leiden tot ernstige...
  • Pagina 243 Onderhoud 7 Loopwerkkettingen spannen 1. Voertuig op een horizontaal en effen ondergrond met voldoende draagvermogen neerzetten. 2. Het voertuig met behulp van het armsysteem en het schuifblad gelijkmatig en horizontaal optillen. 3. Motor uitschakelen. 4. Hydraulica door veelvuldig bedienen van de stuurhendel drukloos maken.
  • Pagina 244 7 Onderhoud 7.19 Onderhoud en verzorging van aanbouwgereedschap Belangrijke aanwijzingen voor het onderhoud en de verzorging van hulpwerktuigen Voor een gebruik zonder storingen en een maximale levensduur van de aanbouwgereedschappen zijn een vakkundige verzorging en onderhoud onontbeerlijk. De smeer-, onderhouds- en verzorgingsaanwijzingen in de overeenkomstige handleidingen van de aanbouwgereedschappen in acht nemen.
  • Pagina 245 Bedrijfsstoringen Bedrijfsstoringen 8 Bedrijfsstoringen Dieselmotor Informatie Het verhelpen van storingen mag uitsluitend worden uitgevoerd door een erkende vakwerkplaats. Motor- en motorolie-controlelampjes Tier IV Motorwaar- Motorstop Oliedruk Beschrijving schuwing Geel Rood Rood Kleur controlelampje Alle waarschuwings- en controlelampjes lichten enkele seconden op als de contactsleutel in stand 1 wordt gedraaid.
  • Pagina 246 8 Bedrijfsstoringen Storingen (signaleringselement/multifunctie-indicatie) Symbool Symbool Beschrijving Tier III Tier IV Motorstop Motor onmiddellijk afzetten. Neem contact op met een geautoriseerde vakwerkplaats. Algemene storing Motor onmiddellijk afzetten. Neem contact op met een geautoriseerde vakwerkplaats. Te lage motoroliedruk • Mogelijke elektrische storing. Motor onmiddellijk afzetten.
  • Pagina 247 Bedrijfsstoringen 8 Symbool Symbool Beschrijving Tier III Tier IV Temperatuur hydraulische olie te hoog Peil hydraulische olie controleren en zo nodig bijvullen. 7-42, Koeler hydraulische olie vervuild, zo nodig koeler hydraulische olie reinigen 7-38 Opmerking: Als de hydraulische olie-koeler gereinigd en olie bijgevuld 7-43 werd, maar de storing blijft bestaan, motor uitzetten en contact opnemen met geautoriseerde vakwerkplaats.
  • Pagina 248 8 Bedrijfsstoringen Storing / symptoom Mogelijke oorzaak Oplossing Motoroliepeil te laag Motorolie bijvullen 7-35 Koelingslamellen vervuild Koeler reinigen 7-38 Motor wordt te warm Koelmiddelpeil te laag Koelmiddel bijvullen 7-37 V-snaar defect of niet voldoende Werkplaats contacteren gespannen Motor heeft geen of te lage oliedruk Motoroliepeil te laag Motorolie bijvullen 7-35...
  • Pagina 249 Bedrijfsstoringen 8 Storing / symptoom Mogelijke oorzaak Oplossing Koeler hydraulische olie rei- Koeler hydraulische olie vuil 7-38 nigen Hydraulische installatie wordt te Peil hydraulische olie te laag Hydraulische olie bijvullen 7-43 warm V-snaar defect of niet voldoende Contact opnemen met geau- gespannen toriseerde vakwerkplaats Een gelijkmatige waarschu-...
  • Pagina 250 8 Bedrijfsstoringen A: Motorstoring B: Machinestoring C: Niet bezet D: Motorgegevens E: Machinegegevens BA E16 nl* 1.0 * E16_10_800.fm...
  • Pagina 251 Bedrijfsstoringen 8 Instellingen invoeren • Met toets C worden de instellingen opgeroepen. • Met instelknop A worden instellingen geselecteerd (draaien) en bevestigd (drukken). Met toets B (Return) komt men terug bij het voorgaande menupunt. afb. 303 Symbolen D: Motorstoring E: Machinestoring F: niet bezet G: Motorgegevens H: Machinegegevens...
  • Pagina 252 8 Bedrijfsstoringen Notities: BA E16 nl* 1.0 * E16_10_800.fm...
  • Pagina 253 Technische gegevens Technische gegevens 9 Technische gegevens Typen en handelsbenaming – zie hoofdst. " Types en handelsomschrijvingen" op pagina 3-2 Motor Motor ET35 Tier III/EZ36 Tier III ET35 Tier IV/EZ36 Tier IV Fabrikant Yanmar Model 3TNV88-BPWN 3TNV88F-EPWN Model Watergekoelde 3-cilinder-dieselmotor Aanzuigsysteem Motor met natuurlijke aanzuiging Inspuitsysteem...
  • Pagina 254 9 Technische gegevens Rijaandrijving ET35/EZ36 Rijaandrijving Axiale plunjermotor – zie hoofdst. "5.3 Rem" op pagina 5-6 Loopwerkkettingen ET35 Vrije hoogte tot Vrije hoogte tot Breedte Bodemdruk Model bodem bodem/VDS mm (in) kg/cm (lbs/in mm (in.) mm (in.) Rubber 0,40 (5.7) 300 (12) 251 (10) 224 (9)
  • Pagina 255 Technische gegevens 9 Elektrische installatie WAARSCHUWING Brandgevaar door ondeskundige omgang met elektrische componenten! Kan tot ernstige verwondingen of de dood leiden. ► Uitsluitend voorgeschreven zekeringen gebruiken. ► Zekeringen niet repareren of overbruggen. ► Is een zekering na het verwisselen opnieuw defect, het voertuig dan niet in gebruik nemen en contact opnemen met erkende vakwerkplaats.
  • Pagina 256 9 Technische gegevens Hoofdzekeringskast De hoofdzekeringskast A bevindt zich links in de motorruimte. 1. Openen: 1. Voertuig neerzetten. Motor uitzetten. – zie hoofdst. " Voertuig neerzetten" op pagina 5-12. 2. Motorkap openen. 3. Schroef B losmaken en deksel demonteren. Sluiten: 1.
  • Pagina 257 Technische gegevens 9 Zekeringskast cabine De zekeringskast van de cabine bevindt links naast de bestuurdersstoel. Openen: 1. Voertuig neerzetten. Motor uitzetten. – zie hoofdst. " Voorbereidingen voor het afsmeren" op pagina 7-9. 2. Deksel C demonteren. Sluiten: 1. Deksel C monteren. Bezetting Tier III Bezetting Tier IV afb.
  • Pagina 258 9 Technische gegevens Zekering Ampère Relais Tier III K005, K007, F001 Voorgloeien, startrelais, relais afstelmagneet K009 F002 Contactslot F003 K008 Tijdrelais afstelmagneet, toevoerpomp, afleesinstrument F004 Hefarmlamp, daklamp achter F005 Dakschijnwerper voor Rijstand 2, ventiel, claxon, hulphydraulica proportioneel (AUXI), F006 K058 3e stuurkring proportioneel (AUXII) Verwarming, airconditioninginstallatie, rijsegnaal, tijdrelais automatische F007...
  • Pagina 259 Technische gegevens 9 Lichtgevende middelen ET35/EZ36 Halogeenlamp 12V/ 55W H3 Hefarmlamp LED-lamp 12V / 30W Dakschijnwerper voor Halogeenlamp 12V/55W H3 Dakschijnwerpers voor/achter LED-lamp 12V / 30W Binnenverlichting Soffittenlamp 12V / 5W Zwaailicht LED-lamp 12V / 9W Powertilt (optie) Model ET35/EZ36 Variant 1 Zwenkbereik 180°...
  • Pagina 260 9 Technische gegevens Aanhaalmomenten Algemene aanhaaldraaimomenten Sterkteklasse 10.9 12.9 10.9 Schroeven volgens DIN 912, DIN 931, DIN 933 etc. Schroeven volgens DIN 7984 Schroefafme- ting Nm (ft.lbs.) Nm (ft.lbs.) Nm (ft.lbs.) Nm (ft.lbs.) Nm (ft.lbs.) 5,5 (4) 8 (6) 10 (7) 5 (4) 7 (5) 10 (7)
  • Pagina 261 Technische gegevens 9 9.10 Koelmiddel Mengtabel Buitentempera- Koelerbeschermmid- Gedistilleerd water tuur tot °C (°F) Vol.-% Vol.-% -30 (-22) Ook bij warmere buitentemperaturen moet de mengverhouding 1:1 worden gekozen, om bescherming tegen corrosie, cavitatie en afzettingen te garanderen. Het koelerbeschermmiddel mag niet met andere middelen worden vermengd. 9.11 Geluidsemissies ET35/EZ36 ET35/EZ36...
  • Pagina 262 9 Technische gegevens 9.12 Trillingen Trillingen Effectieve versnellingswaarde van de bovenste < Activeringswaarde ledematen (hand-arm-trillingen) < 2,5 m/s Effectieve versnellingswaarde voor het lichaam < 0,5 m/s (trillingen in het gehele lichaam) De trillingswaarden zijn aangegeven in m/s². Richtlijn 2002/44/EG van het Europese Parlement en de Raad over de minimale voorschriften voor de bescherming en veiligheid van de werknemers tegen het gevaar van fysische factoren (trillingen).
  • Pagina 263 Technische gegevens 9 Bepalen van het trillingsniveau voor de drie trillingsassen. • Bij typische gebruiksvoorwaarden moet u de gemiddelde gemeten trillingswaarden gebruiken. • Om de geschatte trillingswaarde voor een ervaren bestuurder bij vlak terrein te verkrijgen, moet u de factoren van de gemiddelde trillings- waarde aftrekken.
  • Pagina 264 9 Technische gegevens Richtlijnen voor de vermindering van de trillingswaarden in grondverzetmachines: • Voertuig volgens de regels instellen en onderhouden. • Plotselinge bewegingen bij het gebruik van het voertuig vermijden. • Terreintrajecten in onberispelijke toestand houden. Door de volgende richtlijnen kunnen trillingen in het lichaam worden verminderd: •...
  • Pagina 265 Technische gegevens 9 • Bij lange werkslagen of lange trajecten trillingen tot een minimum beperken: - Voertuig met veringssysteem gebruiken (bijv. bestuurdersstoel). - Bij voertuigen met loopwerkkettingen moet u de hydraulische schok- demping activeren. - Als er geen hydraulische schokdemping beschikbaar is, moet u de snelheid verminderen om schokken te vermijden.
  • Pagina 266 9 Technische gegevens 9.13 Gewichten Transportgewicht Bedrijfsgewicht ET35 canopy kg (lbs) kg (lbs) Korte schopsteel, rubberen ketting 3364 (7415) 3553 (7834) Transportgewicht Bedrijfsgewicht EZ36 canopy kg (lbs) kg (lbs) Korte schopsteel, rubberen ketting 3529 (7779) 3718 (8197) Transportgewicht: basisvoertuig (monokraan, korte schopsteel, rubberen ketting) + 10% brandstoftankinhoud Bedrijfsgewicht: basisvoertuig + volle inhoud brandstoftank + dieplepel (500 mm/20 in) + gebruiker (75 kg/165 lbs).
  • Pagina 267 10 (22) – zie hoofdst. " Technische gegevens van de hulpwerktuigen" Hulpwerktuigen op pagina 9-17 Volle brandstoftank 36 (79) De aangegeven gewichten voor opties hebben uitsluitend betrekking op originele accessoires van Wacker Neuson. 9-15 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 268 Gevaar voor ongevallen door niet goedgekeurde hulpwerktuigen! Door het gebruik van niet goedgekeurde hulpwerktuigen kan het voertuig kantelen, hetgeen tot zware verwondingen of de dood kan leiden. ► Uitsluitend door Wacker Neuson goedgekeurde hulpwerktuigen gebruiken. AANWIJZING Mogelijke schade aan het voertuig door niet goedgekeurde hulpwerktuigen.
  • Pagina 269 Technische gegevens 9 Technische gegevens van de hulpwerktuigen Hulpwerktuigen ET35/EZ36 ET35/EZ36 (systeem Easy Lock) Breedte Inhoud Gewicht Snel- Baktype Tanden mm (in) l (ft kg (lbs) wisselaar Lepelschop 300 (12) 58 (2.0) 64 (141) HS03 Lepelschop 400 (16) 82 (2.9) 73 (161) HS03 Lepelschop...
  • Pagina 270 9 Technische gegevens Graafkrachten ET35/EZ36 Easy Lock High Power Bucket Max. scheurkracht (korte schopsteel) 19,2 kN (4316 lbf) 21,1 kN (4743 lbf) Max. scheurkracht (lange schopsteel) 17,2 kN (3867 lbf) 18,7 kN (4204 lbf) Max. losbreekkracht (aan schoptand) 24,2 kN (5440 lbf) 31,7 kN (7126 lbf) Max.
  • Pagina 271 Technische gegevens 9 9.14 Hefkracht/draaglast Veiligheidsvoorschriften hefkrachttabellen In het normale bedrijf (bijv. graven) gelden de waarden uit de hefkrachttabellen. In de hefwerktuigmodus gelden de waarden uit de belastingtabellen. GEVAAR Knelgevaar door het omkantelen van het voertuig! Het omkiepen van het voertuig leidt tot ernstige letsels en zelfs de dood. ►...
  • Pagina 272 9 Technische gegevens Legende Benaming Verklaring Reikwijdte van draaikransmidden Lasthaakhoogte Toegestane hefvermogen bij gestrekt armsysteem Voertuig in rijrichting, schuifblad voor, schuifblad onder, verlies van bodemcontact door schuifblad Voertuig 90° in rijrichting, schuifblad boven Voertuig in rijrichting, schuifblad voor, schuifblad boven, verlies van bodemcontact door vooras Voertuig in rijrichting, schuifblad achter, schuifblad boven, verlies van bodemcontact door vooras...
  • Pagina 273 Technische gegevens 9 Alle tabellenwaarden zijn aangegeven in kg (lbs), bij horizontale stand op een vlakke ondergrond met voldoende draagkracht zonder schop of een hulpwerktuig (bijv. hamer). De hefkracht van het voertuig is door de instelling van de overdrukkleppen en het hydraulische vermogen c.q. door de kantelveiligheid begrensd. Er wordt noch 75% van de statische kantelbelasting noch 87% van de hydraulische hefkracht overschreden.
  • Pagina 274 9 Technische gegevens Hefkrachttabellen ET35 01 Rubberen ketting/korte schopsteel 02 Rubberen ketting/lange schopsteel 03 Rubberen ketting/extra gewicht/korte schopsteel 9-22 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 275 Technische gegevens 9 04 Rubberen ketting/extra gewicht/lange schopsteel 05 Stalen ketting/korte schopsteel 06 Stalen ketting/lange schopsteel 9-23 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 276 9 Technische gegevens 07 Stalen ketting/extra gewicht/korte schopsteel 08 Stalen ketting/extra gewicht/lange schopsteel 09 Rubberen ketting/korte schopsteel/VDS 9-24 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 277 Technische gegevens 9 10 Rubberen ketting/lange schopsteel/VDS 11 Rubberen ketting/extra gewicht/korte schopsteel/VDS 12 Rubberen ketting/extra gewicht/lange schopsteel/VDS 9-25 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 278 9 Technische gegevens 13 Stalen ketting/korte schopsteel/VDS 14 Stalen ketting/lange schopsteel/VDS 15 Stalen ketting/extra gewicht/korte schopsteel/VDS 9-26 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 279 Technische gegevens 9 16 Stalen ketting/extra gewicht/lange schopsteel/VDS 9-27 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 280 9 Technische gegevens Hefkrachttabellen EZ36 17 Rubberen ketting/korte schopsteel 18 Rubberen ketting/lange schopsteel 19 Rubberen ketting/extra gewicht/korte schopsteel 9-28 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 281 Technische gegevens 9 20 Rubberen ketting/extra gewicht/lange schopsteel 21 Stalen ketting/korte schopsteel 22 Stalen ketting/lange schopsteel 9-29 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 282 9 Technische gegevens 23 Stalen ketting/extra gewicht/korte schopsteel 24 Stalen ketting/extra gewicht/lange schopsteel 25 Rubberen ketting/korte schopsteel/VDS 9-30 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 283 Technische gegevens 9 26 Rubberen ketting/lange schopsteel/VDS 27 Rubberen ketting/extra gewicht/korte schopsteel/VDS 28 Rubberen ketting/extra gewicht/lange schopsteel/VDS 9-31 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 284 9 Technische gegevens 29 Stalen ketting/korte schopsteel/VDS 30 Stalen ketting/lange schopsteel/VDS 31 Stalen ketting/extra gewicht/korte schopsteel/VDS 9-32 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 285 Technische gegevens 9 32 Stalen ketting/extra gewicht/lange schopsteel/VDS 9-33 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 286 9 Technische gegevens Veiligheidsvoorschriften Belastingtabellen In de hefwerktuigmodus gelden de waarden van de belastingtabellen. GEVAAR Knelgevaar door het omkantelen van het voertuig! Het omkiepen van het voertuig leidt tot ernstige letsels en zelfs de dood. ► De in de belastingtabellen aangegeven gewichten niet overschrijden. ►...
  • Pagina 287 Technische gegevens 9 Legenda Benaming Verklaring Reikwijdte van draaikransmidden Lasthaakhoogte in de betreffende zone Toegestane hefkracht bij gestrekt armsysteem Schopsteel kort / lang De toegestane hefkracht geldt voor het totale zwenkbereik van 360°. Alle waarden in de tabel zijn aangegeven in kg (lbs), bij horizontale stand op een draagkrachtige en vlakke ondergrond zonder schop of een verwisselbaar hulpwerktuig.
  • Pagina 288 9 Technische gegevens ET35: cabine of canopy ET35: cabine of canopy/extra gewicht 9-36 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 289 Technische gegevens 9 ET35: cabine of canopy/VDS ET35: cabine of canopy/extra gewicht/VDS 9-37 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 290 9 Technische gegevens EZ36: cabine of canopy EZ36: cabine of canopy/extra gewicht 9-38 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 291 Technische gegevens 9 EZ36: cabine of canopy/VDS EZ36: cabine of canopy/extra gewicht/VDS 9-39 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 292 9 Technische gegevens 9.15 Afmetingen ET35 (symbolische weergave) 9-40 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 293 Technische gegevens 9 Basisonderstel ET35 afmetingen afmetingen mm (in) mm (in) Hoogte met zwaailicht 2630 (8‘-8“) 2711 (8‘-11“) Hoogte 2491 (8-2“) 2573 (8‘-5“) Breedte bestuurderscabine 980 (39) 980 (39) Breedte bovenwagen 1630 (64) 1630 (64) Breedte onderstel 1630 (64) 1630 (64) Breed schuifblad 1630 (64) 1630 (64)
  • Pagina 294 9 Technische gegevens EZ36 (symbolische weergave) 9-42 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 295 Technische gegevens 9 Basisonderstel EZ36 afmetingen afmetingen mm (in) mm (in) Hoogte met zwaailicht 2630 (8‘-8“) 2711 (8‘-11“) Hoogte 2491 (8‘-2“) 2573 (8‘-5“) Breedte bestuurderscabine 980 (39) 980 (39) Breedte bovenwagen 1630 (64) 1630 (64) Breedte onderstel 1750 (69) 1750 (69) Breed schuifblad 1750 (69) 1750 (69)
  • Pagina 296 9 Technische gegevens Notities: 9-44 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_900.fm...
  • Pagina 297 Trefwoordenlijst Numerisch Elektrische installatie ..........7-45 12V-aansluiting ............ 4-22 Functiecontrole stuurhendelarmsteun ....4-39 Aanhaalmomenten ..........9-8 Aanwijzingen en voorschriften voor het gebruik ..3-4 Garantie en aansprakelijkheid ........ 1-7 Aanwijzingen voor gebruik met hydraulische bio-olie ... Gebruik in kustgebied ........... 5-66 7-19 Gebruik in water ...........
  • Pagina 298 ISO-/SAE-besturing (optie) ........5-21 7-50 Ontoelaatbaar werken .......... 5-64 Opties ..............5-71 Jog dial ..............4-27 Overbelasting Advanced ........5-55 Overbelastingsalarm Koeler reinigen ............. 7-38 Functiecontrole ..........5-35 Koelmiddel bijvullen ..........7-38 Overzicht controle- en waarschuwingslampjes ..4-28 Koelmiddel controleren en bijvullen ...... 7-37 Koelmiddeltemperatuur weergeven ......
  • Pagina 299 Veiligheidsopbouwen ........... 4-14 Vereisten bedienend personeel ......4-37 Verklaring van symbolen ........1-3 Verladen ..............6-2 Verlichting ............5-13 Vervangingsinterval hydraulische olie bij hamerwerk- zaamheden ............7-18 Verwijderen ............5-76 Vloeistofpeil controleren ........7-46 Voertuig neerzetten ..........5-12 Voertuig transporteren ........... 6-7 Voertuig verladen ...........
  • Pagina 300 BA E16 nl* 1.0 * E16_10_3SIX.fm...
  • Pagina 301 Wacker Neuson Linz GmbH werkt voortdurend aan de verbetering van haar producten in het kader van de technische verdere ontwikkeling. Daarom zijn wijzigingen in de afbeeldingen en beschrijvingen in deze documentatie voorbehouden, zonder dat daardoor aanspraak op wijzigingen aan reeds geleverde machines kan worden afgeleid.
  • Pagina 302 Wacker Neuson Linz GmbH Flughafenstrasse 7 A-4063 Hörsching Tel.: +43 (0) 7221 63000 Fax: +43 (0) 7221 63000 - 2200 E-mail: office.linz@wackerneuson.com www.wackerneuson.com Bestelnr. 1000392824 Taal nl...

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Ez 36Wnce1601hpal00160Wnce1602kpal00160