Geen voorwerpen tussen het zitvlak en
#
het kinderzitjesbevestigingssysteem leg-
gen.
Altijd ervoor zorgen dat het kinderzitjes-
#
bevestigingssysteem correct is inge-
bouwd.
De passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
#
ren instellen en de stoel zo mogelijk in de
bovenste stand zetten.
De zittinghoogteverstelling in de laagste stand
#
zetten.
De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste
#
rand van de zitting zich in de bovenste en de
achterste rand van de zitting zich in de onder-
ste positie bevindt.
De rugleuning zo rechtop mogelijk instellen.
#
Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
#
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de passagiersstoel rusten.
Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
#
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren en omlaag verlo-
pen.
Indien noodzakelijk de gordeldoorvoeropening
#
en de passagiersstoel overeenkomstig instel-
len.
A A an anwi wijzing
jzingen me
en met be
t betr trekking to
ekking tot huisdier
auto
auto
& W W AARSC
AARSCHUWING
HUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onbewaakte, niet vastge-
zette dieren in het voertuig
Als dieren zonder toezicht of los in het voer-
tuig worden gelaten, kunnen ze bijvoorbeeld
toetsen of schakelaars indrukken.
Daardoor kunnen de dieren bijvoorbeeld:
Uitrustingen van het voertuig activeren en
R
bijvoorbeeld bekneld raken.
Systemen in‑ of uitschakelen en daardoor
R
andere verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
Bovendien kunnen niet-vastgezette dieren bij
een ongeval of abrupte stuur‑ en remmanoeu-
vres door het voertuig worden geslingerd en
daarbij inzittenden verwonden.
Dieren nooit zonder toezicht in het voer-
#
tuig laten.
Dieren tijdens het rijden altijd goed
#
t huisdieren in de
en in de
beveiligen, bijvoorbeeld in een geschikte
transportbox.
Veiligheid voor inzittenden
79 79