200 Rijden en parkeren
200
%
Afhankelijk van het land kan de actieve stuur-
assistent zich bij lagere snelheden oriënteren
op het omringende verkeer. Indien nodig kan
de actieve stuurassistent dan ook ondersteu-
nen door een decentrale positie op de rij-
strook aan te houden, om bijvoorbeeld een
noodrijbaan voor hulpdiensten te maken.
Wanneer de herkenning van rijstrookmarkeringen
en voorligger nadelig wordt beïnvloed, wisselt de
actieve stuurassistent naar de passieve toestand.
Het systeem biedt in dat geval geen ondersteu-
ning.
S S t t atusindicatie v
atusindicatie van de actiev
an de actieve s
e stuur
tuurassist
he het ins
t instr trument
umentendisplay
endisplay
Ø (grijs): Ingeschakeld en passief
R
Ø (groen): Ingeschakeld en actief
R
Ø (rood): Herkenning van systeemgrenzen
R
Ø (wit, rode handen): Verzoek "Handen
R
aan het stuurwiel"
%
In de overgang van de actieve naar de pas-
sieve toestand wordt het symbool Ø ver-
groot en knipperend weergegeven. Wanneer
de passieve toestand bereikt is, wordt het
symbool Ø op het instrumentendisplay
grijs weergegeven.
%
Afhankelijk van de geselecteerde voertuigin-
stellingen is de actieve stuurassistent niet
beschikbaar.
S S tuur
tuur- en aanr
- en aanrakingsherk
Het is vereist dat de bestuurder het stuurwiel
voortdurend vasthoudt, zodat hij altijd kan sturen
en zo koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen. De
bestuurder moet voortdurend rekening houden
met een omschakeling van de actieve toestand
naar de passieve toestand of omgekeerd.
assistent op
ent op
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of zijn han-
akingsherkenning
enning
den van het stuurwiel neemt, verschijnt eerst de
indicatie 1. Wanneer de bestuurder verder niet
actief stuurt, klinkt naast de optische waarschu-
wing herhaald een waarschuwingssignaal.
Wanneer de bestuurder gedurende langere tijd
niet op de waarschuwing reageert, kan het sys-
teem een noodstop inleiden (
/
Wanneer de bestuurder een terugmelding aan het
systeem gee , vindt geen waarschuwing plaats of
wordt deze beëindigd:
De bestuurder stuurt zelf.
R
Landsafhankeli elijk: jk: De bestuurder drukt een
Landsafhank
R
stuurwieltoets in of bedient de Touch-Control.
Wanneer de actieve stuurassistent herkent dat
een systeemgrens is bereikt, wordt een optische
waarschuwing gegeven en klinkt een waarschu-
wingssignaal.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (
/
Syst
Systeemgr
eemgrenzen
enzen
De actieve stuurassistent beschikt over een
begrensd stuurmoment voor de dwarsgeleiding.
pagina 202).
pagina 181).