13
Ophanging in de rotor plaatsen en verwijderen
B
A
C
14
Adapters in de ophanging plaatsen en verwijderen
Adapters in de ophanging plaatsen:
De adapters (A) horizontaal in de ophanging (B) plaatsen.
Adapters uit de ophangingen verwijderen:
De adapters (A) langs boven uit de ophangingen (B) verwijderen.
A
B
AB5650NLDASVFI
Bij vrijzwaaiende rotoren moeten alle plaatsen van de rotor
bezet zijn met dezelfde ophangingen.
Bepaalde ophangingen zijn gemarkeerd met het nummer van
de rotorplaats. Deze ophangingen mogen alleen in de
overeenkomstige plaats van de rotor worden aangebracht.
Ophangingen die gemarkeerd zijn met een setnummer, bijv.
S001/4, mogen alleen als set worden gebruikt.
Ophanging in de rotor plaatsen:
De rotor op stevige bevestiging controleren.
De draagpen (C) invetten (Hettich-smeervet nr. 4051).
De ophanging (A) in de rotor plaatsen. Daarbij moet ervoor worden
gezorgd dat de draagpennen (C) zich in de groeven (B) van de
ophanging bevinden.
De ophanging tot aan de aanslag naar onder schuiven.
Ophanging uit de rotor verwijderen:
De ophanging (A) verticaal naar boven uit de rotor trekken.
A
B
Rev. 18 / 10.2021
NL
23/225