Inhoudsopgave
Advertenties
CPAP-modus
In de CPAP-modus wordt tijdens de inademing en de uitademing een constante druk geleverd.
Als CPAP via een beademingssysteem met ventiel wordt toegediend, is het trigger-niveau voor de
inademing instelbaar om de regeling van het uitademingsventiel te optimaliseren en de ademarbeid
van de patiënt te minimaliseren. Stel de triggergevoeligheid zo in dat de ademfrequentie van de
patiënt nauwkeurig wordt weergegeven.
In een geventileerd systeem is het trigger-niveau voor de inademing instelbaar om de meet- en
alarmprestaties te optimaliseren.
Parameter
CPAP (cmH
O)
2
Trigger-type
Trigger
Aanvullende functies:
•
Apneurespons (alleen ventielcircuits)
De werking van CPAP met een circuit met enkele slang met opzettelijk lek wordt weergegeven.
Instelling
Alle circuits:
3,0 tot 20,0 [5,0]
Circuit met dubbele slang:
Flow/Druk
Circuit met dubbele slang:
Wanneer Trigger-type is ingesteld op Flow:
Volw.: 0,5 tot 15 [1,0] (l/min)
Ped.: 0,5 tot 15 [0,5] (l/min)
Wanneer Trigger-type is ingesteld op Druk:
Zeer laag tot Zeer hoog [Medium]
Circuit met enkele slang:
Zeer laag tot Zeer hoog [Medium]
Enkel met opzettelijk lek:
Zeer laag tot Zeer hoog [Medium]
Ventilatiemodi
Nederlands
83
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
