Alarminstellingen en -situaties
NV Masker/Rebreathing
Alarm
Wordt geactiveerd wanneer
NV-masker/Rebreathing Een niet-geventileerd masker wordt gebruikt in een
geventileerd circuit.
Een obstructie van de openingen in een geventileerd
circuit dat leidt tot opnieuw ademen.
Opnieuw ademen op een geventileerd circuit met een
niet-ventilerend masker of op een mondstuk circuit
tijdens continu uitademen in het circuit.
Opnieuw ademen is hoger dan 20% voor een
geventileerd circuit of 50% voor een mondstuk circuit,
voor 10 opeenvolgende ademhalingen.
Flow-sensor niet gekalibreerd
Alarm
Wordt geactiveerd wanneer
Flow-sensor niet
de uitademings-flow-sensor niet gekalibreerd is. Er moet
een circuittest worden uitgevoerd.
gekalibreerd
(dubbele slang)
Alarmen van de circuitconfiguratie
Alarm
Wordt geactiveerd wanneer
Onjuist circuit
het op de ventilator aangesloten circuit afwijkt van het
ingestelde circuittype.
verbonden
Onjuiste
er een circuit met enkele slang met opzettelijk lek of
circuit-adapter
circuit met mondstuk op de ventilator is aangesloten,
maar de juiste adapter is niet geplaatst.
Druklijn ontkoppeld
er een circuit met enkele slang met uitademingsventiel is
aangesloten, maar de proximale druklijn is ontkoppeld.
Ontkoppelingsalarm
Het ontkoppelingsalarm bewaakt meerdere parameters om te beoordelen of het
ventilatorademhalingscircuit losgekoppeld is geraakt van de patiënt.
NB: Dit alarm moet worden geconfigureerd samen met andere alarmen waarmee circuitontkoppeling kan
worden gedetecteerd. Zie het hoofdstuk Detecteren van een ontkoppeld circuit en canuleverwijdering (zie pagina
131).
Alarm
Wordt geactiveerd wanneer
Ontkoppelingsalarm
De mate van ontkoppeling van het circuit is gedurende
een gegeven tijdsverloop hoger dan een configureerbare
drempel voor ontkoppelingstolerantie. Het alarm wordt
automatisch opgeheven als de circuitontkoppeling wordt
verholpen.
Het alarm wordt niet geactiveerd als er een
uitademingsinspanning van de patiënt wordt
gedetecteerd, hetgeen wordt aangegeven door het
symbool
NB: Het alarm kan worden uitgeschakeld wanneer een mondstukinterface wordt gekozen of wanneer een maskerinterface
wordt gekozen terwijl er een circuit met enkele slang met opzettelijk lek gebruikt wordt.
128
onder de gemeten ontkoppelingswaarde.
Alarminstelling
Uit, Aan [Aan]
NB: Niet-selecteerbaar in Mondstuk
modus.
Alarminstelling
n.v.t.
Alarminstelling
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Alarminstelling
5% (lage tolerantie voor ontkoppeling
/ lekkage uit het circuit) tot 95% (hoge
tolerantie voor ontkoppeling / lekkage
uit het circuit)