Problemen oplossen
Alarmbericht
Lage PEEP
Lage druk
Lage polsslag
Lage ademfreq.
Lage SpO
2
Lage Vte
Lage Vti
Geen FiO
meting
2
Geen SpO
meting
2
NV-Masker/Rebreathing
Obstructie
170
Handeling
1.
Controleer de status van de patiënt.
2.
Controleer of de instellingen voor therapie en alarmen gepast zijn.
3.
Inspecteer het circuit en het uitademingsventiel op obstructies of lekkage. Indien in
gebruik controleert u de proximale lijnen op obstructies.
4.
Voer de functie Circuittest uit.
1.
Controleer de aansluitingen van alle circuits, vooral de patiëntinterface en de
proximale druksensorlijn.
2.
Controleer of de instellingen voor therapie en alarmen gepast zijn.
3.
Inspecteer het circuit en het uitademingsventiel op beschadiging of uitscheidingen.
4.
Voer de functie Circuittest uit.
1.
Controleer de status van de patiënt.
2.
Controleer of de instellingen voor therapie en alarmen gepast zijn.
1.
Controleer de status van de patiënt.
2.
Inspecteer het circuit en de proximale lijnen op lekkage.
3.
Controleer de instellingen en wijzig ze.
4.
Controleer of de instellingen voor therapie en alarmen gepast zijn.
5.
Voer de functie Circuittest uit.
1.
Controleer de status van de patiënt.
2.
Controleer of de instellingen voor therapie en alarmen gepast zijn.
1.
Controleer de status en de luchtweg van de patiënt.
2.
Inspecteer het circuit en de circuitadapter op obstructies, lekkage en water.
3.
Controleer of de instellingen voor therapie en alarmen gepast zijn.
4.
Een circuittest uitvoeren.
1.
Controleer de status en de luchtweg van de patiënt.
2.
Inspecteer het circuit op obstructies.
3.
Controleer of de instellingen voor therapie en alarmen gepast zijn.
4.
Voer de functie Circuittest uit.
Voer de functie Circuittest uit om de zuurstofsensor te kalibreren.
1.
Controleer de SpO
-aansluiting op de vinger van de patiënt en de Astral.
2
2.
Als het alarm aanhoudt, gebruikt u een andere SpO
Geventileerde circuits:
1.
Controleer of de maskeropeningen open zijn en geen obstructies vertonen.
2.
Controleer de instelling voor het maskertype.
3.
Een circuittest uitvoeren.
Voor mondstuk circuit:
Controleer dat de interface een mondstuk is en dat de patiënt niet continu uitademt in
het circuit.
1.
Controleer de status en de luchtweg van de patiënt.
2.
Inspecteer het circuit en het uitademingsventiel op obstructies. Indien in gebruik
controleert u de proximale lijnen op knikken.
3.
Controleer of het circuit water bevat.
4.
Een circuittest uitvoeren.
-oxymeter of vingersensor.
2