Parameterbeschrijving
Waarschuwing/alarm 78 Volgfout heeft betrekking op de
Volgfoutfunctie.
4-35 Volgfout
Range:
10
[1 - 600
3
3
RPM
RPM]
*
4-36 Volgfouttime-out
Range:
1 s
[0 - 60 s] Bepaalt hoe lang een fout die groter is dan de
*
4-37 Volgfout aan/uitloop
Range:
100
[1 - 600
RPM
RPM]
*
4-38 Volgfout time-out aan/uitloop
Range:
1 s
[0 - 60 s] Bepaalt hoe lang een fout die groter is dan de
*
4-39 Volgfout na time-out aan/uitloop
Range:
5 s
[0 - 60 s] Stel in hoe lang 4-37 Volgfout aan/uitloop en
*
72
VLT
Functie:
Bepaalt de maximaal toegestane volgfout
tussen de motorsnelheid en het feitelijke
vermogen van de aan/uitloop wanneer er
geen aan/uitloop plaatsvindt. Bij een regeling
zonder terugkoppeling wordt de
motorsnelheid geschat en bij een regeling
met terugkoppeling wordt deze gebaseerd
op de terugkoppeling van de encoder/
resolver.
Functie:
ingestelde waarde in 4-35 Volgfout wordt
toegestaan.
Functie:
Bepaalt de maximaal toegestane volgfout
tussen de motorsnelheid en het feitelijke
vermogen van de aan/uitloop tijdens aan/
uitlopen. Bij een regeling zonder terugkop-
peling wordt de motorsnelheid geschat en
bij een regeling met terugkoppeling wordt
deze gebaseerd op de terugkoppeling van
de encoder/resolver.
Functie:
ingestelde waarde in 4-37 Volgfout aan/uitloop
tijdens het aan/uitlopen wordt toegestaan.
Functie:
4-38 Volgfout time-out aan/uitloop actief moeten
blijven na de aan/uitloop.
MG33MF10 – VLT
®
AutomationDrive Programmeerhandleiding
3.6.3 4-5* Aanp. waarsch.
Gebruik deze parameters om waarschuwingsbegrenzingen
in te stellen voor stroom, snelheid, referentie en terugkop-
peling.
Waarschuwingen worden weergegeven op het LCP en
kunnen worden geprogrammeerd als uitgang of worden
verstuurd via een seriële bus om te worden uitgelezen via
het uitgebreide statuswoord.
Afbeelding 3.32 Aanp. waarsch.
4-50 Waarschuwing stroom laag
Range:
0 A
[ 0 -
*
par. 4-51
A]
4-51 Waarschuwing stroom hoog
Range:
Size
related
*
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Functie:
Stel de waarde voor I
in. Wanneer de
LOW
motorstroom lager wordt dan deze begrenzing
verschijnt op het display de melding Stroom
laag. De signaaluitgangen kunnen worden
geprogrammeerd voor het genereren van een
statussignaal via klem 27 of 29 (alleen FC 302)
en via relaisuitgang 01 of 02 (alleen FC 302). Zie
Afbeelding 3.32.
Functie:
[ par.
Stel de waarde voor I
4-50 -
motorstroom hoger wordt dan de
par. 16-37
begrenzing verschijnt op het display de
A]
melding Stroom hoog. De signaaluit-
gangen kunnen worden geprogrammeerd
voor het genereren van een statussignaal
via klem 27 of 29 (alleen FC 302) en via
relaisuitgang 01 of 02 (alleen FC 302). Zie
Afbeelding 3.32.
in. Wanneer de
HIGH