Parameterbeschrijving
1-47 Low Speed Torque Calibration
Deze parameter dient om de schatting van het koppel bij lage
snelheden te optimaliseren. Bij gebruik van een fluxregeling
zonder terugkoppeling wordt het geschatte koppel bij lage
snelheden gebaseerd op het asvermogen, P
Daarom is het belangrijk dat de juiste R
formule moet overeenkomen met de verliezen in de motor, de
kabel én de frequentieomvormer. Het is niet altijd mogelijk om
1-30 Statorweerstand (Rs) op elke frequentieomvormer aan te
passen om de kabellengte, verliezen in de frequentieomvormer
en temperatuurafwijkingen op de motor te compenseren.
Daarom moet de frequentieomvormer in staat zijn om R
berekenen bij het opstarten.
De parameter is alleen actief bij gebruik van een PM-motor in
een fluxregeling zonder terugkoppeling.
Option:
[1]
1st start after
pwr-up
[2]
Every start
3.3.5 1-5* Bel. onafh. Instelling
1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid
Range:
Functie:
100%
[0 -
Gebruik deze parameter in combinatie met
*
300%]
1-51 Min. snelh. norm. magnetisering [TPM] om
een andere thermische belasting op de motor
te verkrijgen bij lage snelheden.
Voer een waarde in die een percentage van de
nominale magnetiseringsstroom aangeeft. Als
de instelling te laag is, wordt het koppel op de
motoras mogelijk beperkt.
Afbeelding 3.7
NB
1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid heeft geen effect
als 1-10 Motorconstructie = PM, niet-uitspr. SPM [1].
®
VLT
AutomationDrive Programmeerhandleiding
= P
- R
* I
2
.
shaft
m
s
bekend is. De R
in deze
s
s
te
s
Functie:
Voert een kalibratie uit bij de
eerste start na inschakeling
en handhaaft deze waarde
tot deze wordt gereset door
het uit- en weer inschakelen.
Voert bij elke start een
kalibratie uit om eventuele
wijzigingen in de motortem-
peratuur sinds de laatste start
te compenseren.
®
MG33MF10 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
1-51 Min. snelh. norm. magnetisering [TPM]
Range:
Functie:
Size
[10 - 300
Stel de gewenste snelheid voor normale
related
RPM]
magnetiseringsstroom in. Als de
*
snelheid lager wordt ingesteld dan de
motorslipfrequentie hebben de
parameters 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid en 1-51 Min. snelh. norm.
magnetisering [TPM] geen betekenis.
Gebruik deze parameter in combinatie
met 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid. Zie Tabel 3.4.
NB
1-51 Min. snelh. norm. magnetisering [TPM] heeft geen effect
als 1-10 Motorconstructie = PM, niet-uitspr. SPM [1].
1-52 Min. snelh. norm. magnetisering [Hz]
Range:
Functie:
Size
[ 0 -
Stel de gewenste frequentie voor
related
250.0 Hz]
normale magnetiseringsstroom in. Als
*
de frequentie lager wordt ingesteld
dan de motorslipfrequentie heeft
1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid
geen betekenis.
Gebruik deze parameter in combinatie
met 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid. Zie tekening voor
1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid.
1-53 Model versch.frequentie
Range:
Functie:
Size
[ 4 -
Verschuiving fluxmodel
related
18.0
Voer de frequentiewaarde voor het schakelen
*
Hz]
tussen twee modellen in om de motorsnelheid
te kunnen bepalen. Selecteer de waarde op
basis van de instelling in 1-00 Configura-
tiemodus en 1-01 Motorbesturingsprincipe. Er
zijn twee opties: schakelen tussen Fluxmodel 1
en Fluxmodel 2 of schakelen tussen variabele-
stroommodus en Fluxmodel 2. Alleen FC 302.
Deze parameter kan niet worden gewijzigd
terwijl de motor loopt.
Fluxmodel 1 – Fluxmodel 2
Dit model wordt gebruikt als 1-00 Configura-
tiemodus is ingesteld op Snelh. met terugk. [1]
of Koppel [2] en 1-01 Motorbesturingsprincipe is
ingesteld op Flux met enc.terugk. [3] Met deze
parameter is het mogelijk om een wijziging
aan te brengen in het omschakelpunt waarbij
de FC 302 schakelt tussen Fluxmodel 1 en
Fluxmodel 2, wat nuttig is bij sommige toepas-
singen met een gevoelige snelheids- of
koppelregeling.
3
3
41