Parameterbeschrijving
3
3
Afbeelding 3.13
Bij gebruik van een analoge ingang en 10 V als voeding:
Voorbeeld: De frequentieomvormer schakelt uit (trip)
wanneer de motortemperatuur te hoog is.
Parametersetup:
Stel 1-90 Therm. motorbeveiliging in op Thermistoruitsch. [2]
Stel 1-93 Thermistorbron in op Anal. ingang 54 [2].
Afbeelding 3.14
Ingang
Digitaal/analoog
Digitaal
Analoog
Tabel 3.7
NB
Controleer of de gekozen voedingsspanning overeenkomt
met de specificatie van het gebruikte thermistorelement.
50
VLT
Voedings-
Drempel
spanning
Uitschakelwaarden
< 800 Ω - > 2,7 kΩ
10 V
10 V
< 3,0 kΩ - > 3,0 kΩ
MG33MF10 – VLT
®
AutomationDrive Programmeerhandleiding
3.3.10.2 Aansluiting KTY-sensor
(alleen FC 302)
KTY-sensoren worden met name gebruikt in servomotoren
met permanente magneten (PM-motoren) voor
dynamische aanpassing van de motorparameters, als
statorweerstand (1-30 Statorweerstand (Rs)) voor PM-
motoren en tevens als rotorweerstand (1-31 Rotorweerstand
(Rr)) voor asynchrone motoren, afhankelijk van de
wikkelingstemperatuur. De berekening is als volgt:
Rs = Rs 20° C x (1 + α cu x Δ T ) Ω
KTY-sensoren kunnen worden gebruikt voor motorbevei-
liging (1-97 KTY-drempelwaarde).
De FC 302 kan werken met drie typen KTY-sensoren,
gedefinieerd in 1-95 KTY-sensortype. De actuele sensortem-
peratuur kan worden uitgelezen via 16-19 KTY-
sensortemperatuur.
4500
4000
3500
3000
2500
2000
1500
1000
500
0
-25
Afbeelding 3.15 KTY-type selecteren
KTY-sensor 1: 1 kΩ bij 100 °C (bijv. Philips KTY 84-1)
KTY-sensor 2: 1 kΩ bij 25 °C (bijv. Philips KTY 83-1)
KTY-sensor 3: 2 kΩ bij 25 °C (bijv. Infineon KTY-10
NB
Als de temperatuur van de motor via een thermistor of
een KTY-sensor wordt gebruikt, wordt in geval van kortslui-
tingen tussen motorwikkelingen en sensor niet voldaan
aan PELV. Om aan PELV te voldoen moet de sensor extra
zijn geïsoleerd.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
waarbij
α
cu = 0.00393
0
25
50
75
100
Temperature [°C]
KTY type 1
KTY type 2
125
150
KTY type 3