Snelheid verlagen
4
78
z
Toets 1 kort naar achteren
drukken.
De snelheid wordt bij iedere
bediening met 2 km/h verlaagd.
Toets 1 naar achteren gedrukt
houden.
De snelheid wordt traploos ver-
laagd.
Als toets 1 niet meer wordt be-
diend, wordt de bereikte snel-
heid aangehouden en opgesla-
gen.
Snelheidsregeling
deactiveren
Remmen, koppeling of gashen-
del (gas tot voorbij de ruststand
terugnemen) bedienen om de
snelheidsregeling uit te schake-
len.
OPMERKING
Bij het schakelen met de scha-
kelassistent Pro wordt om veilig-
heidsredenen de snelheidsrege-
ling automatisch gedeactiveerd.
OPMERKING
Bij ASC- en DTC-ingrepen
wordt om veiligheidsredenen de
snelheidsregeling automatisch
gedeactiveerd.
Controlelamp voor snelheidsre-
geling dooft.
Eerdere snelheid weer
aannemen
Toets 1 kort naar achteren
drukken om de opgeslagen
snelheid weer te hervatten.
OPMERKING
Bij gas geven wordt de snel-
heidsregeling niet uitgeschakeld.
Als de gashendel wordt losge-
laten loopt de snelheid slechts
terug tot de opgeslagen waarde,
ook als eigenlijk een verdere ver-
laging van de snelheid de bedoe-
ling was.