4
OPMERKING
De ASC/DTC-functie kan
72
ook tijdens het rijden worden
uitgeschakeld.
brandt.
Toets 1 binnen twee seconden
loslaten.
brandt verder.
z
ASC/DTC is uitgeschakeld.
ASC/DTC inschakelen
De toets 1 ingedrukt houden
tot de aanduiding van het ASC/
DTC-controle- en waarschu-
wingslampje verandert.
OPMERKING
De ASC/DTC-functie kan
ook tijdens het rijden worden
ingeschakeld.
dooft. Als de zelfdiagnose
nog niet afgesloten is, gaat
het controle- en waarschuwings-
lampje knipperen.
Toets 1 binnen twee seconden
loslaten.
blijft gedoofd resp. knippert
verder.
ASC/DTC is ingeschakeld.
Als alternatief kan ook het con-
tact weer worden uit- en inge-
schakeld.
ASC/DTC-storing
Als het ASC/DTC-controle-
en waarschuwingslampje na
het uitschakelen en weer in-
schakelen van het contact en
het vervolgens rijden boven de
minimumsnelheid weer gaat
branden, is er een ASC/DTC-
storing aanwezig. (Minimum-
snelheid: 5 km/h)