dagrijlichtautomaat op
4
schakelen.
58
z
Toets 1 bedienen om het dag-
rijlicht in te schakelen.
De controlelamp voor het
dagrijlicht brandt.
Het dimlicht, het voorste stads-
licht en de extra koplamp wor-
den uitgeschakeld.
In het donker of in tunnels:
toets 1 opnieuw indrukken om
het dagrijlicht uit en om het
dimlicht en het voorste stads-
licht in te schakelen. Daarbij
OFF
worden de extra koplampen
opnieuw ingeschakeld.
Als bij ingeschakeld dagrij-
licht het grootlicht wordt in-
geschakeld, wordt het dagrijlicht
na ca. 2 seconden uitgescha-
keld en wordt het grootlicht, het
dimlicht en het stadslicht voor en
eventueel de extra koplamp inge-
schakeld.
Als het grootlicht weer wordt uit-
geschakeld, wordt het dagrijlicht
niet automatisch opnieuw geac-
tiveerd, maar moet dit handmatig
weer worden ingeschakeld.
Automatisch dagrijlicht
De omschakeling tussen
dagrijlicht en dimlicht, incl.
stadslicht voor kan automatisch
gebeuren.
De automatische verlich-
tingsregeling kan de per-
soonlijke inschatting van de licht-
verhoudingen niet vervangen. De
sensor kan bv. mist of dergelijke
weersomstandigheden niet her-
kennen.
In dergelijke situaties het dimlicht
handmatig inschakelen, anders
ontstaat een veiligheidsrisico.
SETUP
In het
-menu
van het display in het
DLIGHT
menupunt
dagrijlichtautomaat op
schakelen.
De controlelamp voor het
automatische dagrijlicht
brandt.
Als het omgevingslicht onder
een bepaalde waarde daalt,
wordt het dimlicht automatisch
ingeschakeld (bv. in tunnels).
Als wordt vastgesteld dat er
voldoende omgevingslicht is,
wordt de dagrijverlichting weer
ingeschakeld. Als het dagrijlicht
is ingeschakeld, wordt het sym-
bool van het dagrijlicht in het
het
ON