len en om het dimlicht en het
4
voorste stadslicht in te schake-
len.
74
OPMERKING
Als bij ingeschakeld dagrijlicht
het grootlicht wordt ingeschakeld,
wordt het dagrijlicht na circa 2
seconden uitgeschakeld en wor-
den het grootlicht, het dimlicht
en het stadslicht voor ingescha-
z
keld.
Als het grootlicht weer wordt uit-
geschakeld, wordt het dagrijlicht
niet automatisch opnieuw geac-
tiveerd, maar moet dit handmatig
weer worden ingeschakeld.
Automatisch dagrijlicht
OPMERKING
De omschakeling tussen dagrij-
licht en dimlicht, incl. stadslicht
voor kan automatisch gebeuren.
WAARSCHUWING
Het automatische dagrijlicht
vervangt de persoonlijke in-
schatting van de lichtom-
standigheden niet
Gevaar voor ongevallen
Het automatische dagrijlicht bij
slechte lichtomstandigheden
uitschakelen.
In het menu Instellingen,
Voertuiginstellingen,
Verlichting de functie Au-
tomat. dagrijlicht in-
schakelen.
Het controlelampje voor
het automatische dagrijlicht
licht op.
Als het omgevingslicht onder
een bepaalde waarde daalt,
wordt het dimlicht automatisch
ingeschakeld (bv. in tunnels).
Als wordt vastgesteld dat er
voldoende omgevingslicht is,
wordt de dagrijverlichting weer
ingeschakeld.
Als het dagrijlicht actief is,
brandt het controlelampje
van het dagrijlicht.
Handmatige bediening
van het licht bij
ingeschakelde automaat
Als de toets van het dagrijlicht
wordt ingedrukt, wordt het dag-
rijlicht uitgeschakeld en wor-
den het dimlicht en het stads-
licht voor ingeschakeld (bv. bij
het inrijden van tunnels, als de
dagrijlichtautomaat vanwege
het omgevingslicht vertraagd
reageert).
Als de toets voor het dagrijlicht
opnieuw wordt ingedrukt, wordt
de dagrijlichtautomaat weer ge-
activeerd, d.w.z. het dagrijlicht
wordt weer ingeschakeld als er
voldoende omgevingslicht aan-
wezig is.