Bandenspanningscon-
8
trole RDC
170
met bandenspanningscontrole
SU
(RDC)
Werking
In elke band bevindt zich een
sensor die de temperatuur en
de spanning in de band meet en
deze informatie naar de regeleen-
heid stuurt.
De sensoren zijn uitgerust met
een centrifugaalregelaar die de
overdracht van de meetwaarden
na het eerste overschrijden van
z
de minimumsnelheid vrijgeeft.
Minimumsnelheid voor
de registratie van de
RDC-meetwaarden:
min 30 km/h
Voor de eerste ontvangst van de
bandenspanning wordt op het
display "--" weergegeven voor
elke band. Nadat de motorfiets
stilstaat worden de meetwaarden
nog enige tijd door de sensoren
doorgegeven.
De overdrachtduur van
de meetwaarde na stil-
stand van het voertuig:
min 15 min
Als een RDC-regeleenheid is in-
gebouwd, maar hebben de wie-
len geen sensoren, dan wordt
een storingsmelding weergege-
ven.
Bandenspanningsberei-
ken
De RDC-regeleenheid maakt on-
derscheid tussen drie op de mo-
torfiets afgestemde bandenspan-
ningsbereiken:
Bandenspanning binnen de
toelaatbare tolerantie
Bandenspanning in het grens-
gebied van de toelaatbare tole-
rantie
Bandenspanning buiten de toe-
laatbare tolerantie
Temperatuurcompensatie
De bandenspanning is afhankelijk
van de temperatuur: deze neemt
toe naarmate de bandentem-
peratuur toeneemt resp. daalt
naarmate de bandentemperatuur
afneemt. De luchttemperatuur in
de band is afhankelijk van de om-
gevingstemperatuur en de rijstijl
en duur van de rit.
De bandenspanningen
worden op het TFT-
display met temperatuurcom-
pensatie weergegeven en
hebben altijd betrekking op
de volgende luchttemperatuur
in de band:
20 °C
Bij de bandenspanningsmeters
van tankstations vindt geen tem-
peratuurcompensatie plaats, de
gemeten bandenspanning is