op gebruik op het terrein, zo-
9
dat ook langere drifts en korte
wheelies bij het uitkomen van
188
bochten mogelijk zijn.
In de rijmodus ENDURO PRO
gaat de regeling van de DTC
ervan uit dat er op noppen-
banden op terrein wordt ge-
reden. Langere wheelies en
wheelies in geringe schuine
posities worden toegelaten. De
voorwiel-loskomherkenning is
uitgeschakeld waardoor in ex-
treme gevallen het naar achte-
ren over de kop slaan mogelijk
is!
z
Omschakelen
Rijmodi kunnen gewijzigd worden
als het voertuig stilstaat en het
contact ingeschakeld is. Onder
de volgende voorwaarden is een
wijziging ook tijdens het rijden
mogelijk:
Geen aandrijfkoppel op het
achterwiel.
Geen remdruk in het remsys-
teem.
Voor een wijziging tijdens het
rijden moeten de volgende stap-
pen doorlopen worden:
Gashendel terugdraaien.
Remhendel niet bedienen.
De gewenste rijmodus wordt
eerst voorgeselecteerd. De om-
schakeling vindt pas plaats, als
de betreffende systemen zich in
de benodigde toestand bevinden.
Pas na de omschakeling van de
rijmodus wordt het selectiemenu
op het display gesloten.
Bandenspanningscon-
trole RDC
met bandenspanningscontrole
SU
(RDC)
Werking
In elke band bevindt zich een
sensor die de temperatuur en
de spanning in de band meet en
deze informatie naar de regeleen-
heid stuurt.
De sensoren zijn uitgerust met
een centrifugaalregelaar die de
overdracht van de meetwaarden
na het eerste overschrijden van
de minimumsnelheid vrijgeeft.
Minimumsnelheid voor
de registratie van de
RDC-meetwaarden:
min 30 km/h
Voor de eerste ontvangst van de
bandenspanning wordt op het
display "--" weergegeven voor
elke band. Nadat de motorfiets
stilstaat worden de meetwaarden
nog enige tijd door de sensoren
doorgegeven.