Om een doordraaiend of weg-
glijdend achterwiel te herkennen
worden onder andere de toe-
rentallen van voor- en achterwiel
vergeleken en bij de DTC ten
opzicht van de ASC rekening ge-
houden met de scheefstand.
Als deze waarden voor de
scheefstand gedurende
langere tijd als niet-aannemelijk
worden herkend, wordt een
vervangingswaarde voor de
scheefstand gebruikt resp. wordt
de DTC uitgeschakeld. In deze
gevallen wordt een DTC-storing
weergegeven. Voorwaarde voor
een storingsmelding is een
afgesloten zelfdiagnose.
Bij de volgende bijzondere rijom-
standigheden is het mogelijk dat
de BMW Motorrad tractieregeling
automatisch wordt uitgeschakeld.
Ongebruikelijke rijsituaties:
Gedurende langere tijd op het
achterwiel rijden (wheelie).
Het achterwiel laten draaien bij
bediende voorwielrem (burn
out).
Warmdraaien op een hulpstan-
daard met ingeschakelde neu-
traalstand of ingeschakelde ver-
snelling.
Als de codeerstekker niet is in-
gestoken, wordt de DTC na een
storing door uit- en inschakelen
van het contact en aansluitend
rijden met een minimumsnelheid
opnieuw geactiveerd.
Minimumsnelheid voor
de activering van de
DTC
min 5 km/h
Als het voorwiel bij een extreme
acceleratie het contact met de
weg verliest, vermindert de ASC
resp. DTC in de rijmodi RAIN en
ROAD het motorkoppel, tot het
voorwiel weer de weg raakt.
De rijmodi ENDURO en ENDURO
PRO zijn bedoeld voor terrein-
ritten en zijn niet geschikt voor
gebruik op de weg.
In de rijmodi DYNAMIC en
ENDURO laat de voorwiel-
loskomherkenning korte wheelies
toe.
In de rijmodus ENDURO PRO is
de voorwiel-loskomherkenning
uitgeschakeld.
BMW Motorrad raadt bij het op-
heffen van het voorwiel aan de
gashendel iets terug te draaien
om zo snel mogelijk opnieuw in
een stabiele rijtoestand te ko-
men.
9
185
z