Besturingselementen
Starten en rijden
Parkeersensoren
De parkeersensoren waarschuwen de
bestuurder voor obstakels tijdens het
manoeuvreren met lage snelheid. Het systeem
bestaat uit vier ultrasoonsensors in de
voorbumper, vier ultrasoonsensors in de
achterbumper en twee sirenes. Elke sirene heeft
een andere toonhoogte om aan te geven of het
obstakel zich aan de voor- of achterkant van het
voertuig bevindt.
2.18
De parkeersensoren voor worden automatisch
ingeschakeld wanneer de motor draait en drive
(rijstand) is geselecteerd. De parkeersensoren
achter worden ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt geselecteerd. Het
lampje rond de knop van de parkeersensoren
brandt oranje om aan te geven dat de
parkeersensoren zijn ingeschakeld.
De parkeersensoren voor kunnen worden
geactiveerd wanneer het voertuig in de
neutraalstand staat en het systeem handmatig
wordt ingeschakeld.
De middelste sensoren op de voorbumper
hebben een bereik van ongeveer 1 m. De
middelste sensoren in de achterbumper hebben
een bereik van ongeveer 1,5 m.
Er klinkt een onderbroken geluidssignaal als een
obstakel zich binnen het bereik bevindt.
Naarmate het voertuig dichter bij een obstakel
komt, neemt de frequentie van de toon toe.
Wanneer de afstand tussen de sensoren en de
obstructie minder dan ongeveer 40 cm is, klinkt
de toon continu.
WAARSCHUWING: De
parkeersensoren detecteren
bewegende objecten zoals kinderen
en dieren mogelijk pas wanneer ze
gevaarlijk dicht in de buurt zijn.
Manoeuvreer altijd voorzichtig en
gebruik altijd uw spiegels, draai uw
hoofd en kijk achter u.
OPMERKING: De parkeersensoren
dienen alleen ter begeleiding en zijn
niet bedoeld als vervanging van de
visuele controles van de bestuurder op
obstakels tijdens het manoeuvreren.
Het is mogelijk dat de parkeersensoren
sommige obstakels niet detecteren,
zoals smalle paaltjes of kleine obstakels
dicht bij de grond, zoals stoepranden.
De parkeersensoren achter worden automatisch
uitgeschakeld wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld. De parkeersensoren voor
worden automatisch uitgeschakeld wanneer de
voertuigsnelheid hoger is dan 26 km/h en drive
(rijstand) is geselecteerd. Als de parkeersensoren
handmatig zijn geactiveerd door op het midden
van de knop te drukken, worden de
parkeersensoren voor weer actief wanneer de
voertuigsnelheid daalt tot 20 km/h.