Besturingselementen
Starten en rijden
Om de parkeerrem uit te schakelen, houdt u het
rempedaal ingetrapt en drukt u de
parkeerremschakelaar naar binnen. Het rode
statuslampje voor parkeerrem ingeschakeld op
het Bestuurdersdisplay gaat uit.
WAARSCHUWING: Als de parkeerrem
handmatig wordt vrijgezet, kan het
voertuig gaan rijden.
OPMERKING: Als de parkeerrem niet
handmatig wordt vrijgezet, wordt deze
automatisch ontgrendeld zodra u
vooruit of achteruit rijdt, zolang aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bestuurdersportier is gesloten
2.10
De veiligheidsgordel van de bestuurder
is vastgegespt
OPMERKING: Als de parkeerrem niet
handmatig wordt ingeschakeld, wordt
deze automatisch ingeschakeld bij
uitschakeling van de motor.
OPMERKING: Het is alleen mogelijk om
de parkeerrem uit te schakelen als het
contact is ingeschakeld. De parkeerrem
kan in alle contactstanden worden
aangetrokken, ook in de slaapstand.
OPMERKING: In het geval van een totale
storing van de voetrem kan de
parkeerrem tijdens het rijden worden
ingeschakeld om het voertuig af te
remmen.
Rempedaal
WAARSCHUWING: Zet geen
voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder. Zorg ervoor dat de
vloermatten of vloerbedekking goed
zijn bevestigd en dat de pedalen niet
worden geblokkeerd.
Als er voorwerpen tussen de pedalen
komen, kunt u mogelijk niet remmen
of accelereren, wat tot een ongeval
kan leiden.
WAARSCHUWING: Het remsysteem
wordt bekrachtigd wanneer de motor
draait. De remmen werken nog steeds
als de motor is uitgeschakeld, maar
er is meer druk nodig om ze te
bedienen.
WAARSCHUWING: Laat uw voet
tijdens het rijden niet op het
rempedaal rusten, omdat dit
oververhitting van de remmen kan
veroorzaken, de werking ervan kan
verminderen en overmatige slijtage
kan veroorzaken.