Besturingselementen
Veiligheidssystemen voor het rijden
Werking bandendrukcontrolesysteem
(TPMS)
Als er een lage of hoge bandenspanning of
een hoge bandentemperatuur wordt
gedetecteerd, gaat het waarschuwingslampje
van het bandendrukcontrolesysteem branden,
samen met een bijbehorende foutmelding op
het Bestuurdersdisplay.
Breng het voertuig zo snel mogelijk tot stilstand,
controleer al uw banden en breng ze op de
aanbevolen spanning, zie Bandenspanningen,
pagina 6.42. Het waarschuwingslampje gaat uit
zodra de banden op de juiste spanning zijn
gebracht.
Als u op een aanzienlijk te lage bandenspanning
rijdt, raakt de band oververhit en kan de band
defect raken. Een te lage bandenspanning
vermindert ook het brandstofverbruik en de
levensduur van de banden en kan het rijgedrag
en het remvermogen van het voertuig
beïnvloeden.
WAARSCHUWING: TPMS is geen
vervanging voor het juiste
bandenonderhoud en het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de juiste
bandenspanning te handhaven, zelfs
als de te lage bandenspanning niet
het niveau heeft bereikt dat het
waarschuwingslampje voor lage
bandenspanning van het TPMS laat
branden.
Elke band moet wekelijks worden gecontroleerd
wanneer deze koud is en opgepompt/
leeggelopen is tot de bandenspanning die wordt
aanbevolen op de sticker met de
bandenspanningen.
Ga naar het scherm 'Car Status (voertuigstatus)
op het Bestuurdersdisplay om de huidige
bandenspanningen te bekijken, zie CAR STATUS
(VOERTUIGSTATUS), pagina 3.07.
Het display toont de spanning van elk van de vier
banden. Als de drukwaarde wit wordt
weergegeven, hoeft u niets te doen.
WAARSCHUWING: Als de spanning
wordt weergegeven als rode of
oranje tekst, pomp dan de
bijbehorende banden zo snel mogelijk
op of laat ze leeglopen tot de juiste
spanning.
Inspecteer de band(en) op mogelijke
oorzaken van de lagere of hogere
bandenspanning.
2.43