Advertenties
Voordat u gaat rijden
Verlichting
6.
Reflector
7.
Achteruitrijlicht en mistachterlicht
OPMERKING: Een extra centraal hoog
gemonteerd remlicht bevindt zich aan
de onderzijde van de Airbrake, die
zichtbaar is wanneer de Airbrake wordt
ingezet in de downforce- of
snelrempositie.
1.52
Lichtschakelaar
WAARSCHUWING: De verlichting
wordt niet automatisch ingeschakeld
in mistige omstandigheden.
De automatische verlichting is slechts
een hulpmiddel, u bent te allen tijde
verantwoordelijk voor de verlichting
van het voertuig.
De lichtschakelaar bevindt zich tussen het
stuurwiel en het bestuurdersportier en heeft de
volgende standen.
In stand (0) is de verlichting uitgeschakeld, met
uitzondering van de dagrijlichten en
achterlichten.
Draai de knop naar stand (A) om de automatische
verlichting in te schakelen.
Draai de knop naar stand (1) om zijverlichting in
te schakelen of naar stand (2) om de koplampen
in te schakelen. Het waarschuwingslampje van
de zijverlichting brandt op het
Bestuurdersdisplay.
Automatische verlichting
De zijverlichting en de dimlichten worden
automatisch ingeschakeld wanneer het
omgevingslicht tot onder een vooraf ingesteld
niveau daalt.
Om de automatische verlichting in te schakelen,
draait u de lichtschakelaar in stand (A).
OPMERKING: Als het voertuig regen
detecteert terwijl de lichtschakelaar in
stand
(A)
staat, worden de dimlichten
automatisch ingeschakeld, ongeacht
de hoeveelheid omgevingslicht.
Advertenties
