Advertenties
Voordat u gaat rijden
Verlichting
Richtingaanwijzers
Duw de hendel voor de richtingaanwijzers/het
grootlicht omlaag (1) om de richtingaanwijzer
naar links in te schakelen.
Duw de hendel voor de richtingaanwijzers/het
grootlicht omhoog (2) om de richtingaanwijzer
naar rechts in te schakelen.
Het bijbehorende waarschuwingslampje
op het Bestuurdersdisplay knippert.
De hendel keert terug naar de ruststand terwijl
het stuurwiel terugkeert naar de middelste
stand.
1.56
Richtingaanwijzers - van rijbaan wisselen
Beweeg de hendel voor de richtingaanwijzers/
het grootlicht totdat u weerstand voelt wanneer
u van rijbaan wisselt op een snelweg. De
betreffende richtingaanwijzer knippert drie keer.
Zie Lichtschakelaar, pagina 1.52 voor meer
informatie over de verlichting.
Alarmlichten
De alarmlichten werken zelfs als het contact is
uitgeschakeld. Als veiligheidsvoorziening worden
ze automatisch ingeschakeld wanneer een airbag
wordt geactiveerd.
De alarmlichten in werking stellen
1.
Druk op de alarmlichtenschakelaar.
2.
Alle richtingaanwijzerlampjes en beide
richtingaanwijzerlampjes op het
Bestuurdersdisplay knipperen.
Advertenties
