De transmissie, schakelgroep en shuttle worden onafhan-
kelijk geregeld door drie hendels.
De hoofdversnellingshendel (1) selecteert vier overbren-
gingsverhoudingen (1, 2, 3, 4).
Met de groepenhendel (1) selecteert u twee vooruit-groe-
pen:
I = laag
II = hoog
Er zijn acht versnellingen vooruit en acht versnellingen
achteruit.
Om van een groep naar een andere om te schakelen,
de tractor stoppen, de groepenhendel in de vooruit- of
achteruitstand zetten om de meest geschikte versnelling
te kiezen.
Om over te gaan van de ene snelheid naar een andere
binnen eenzelfde groep (inclusief achteruit), moet de
schakelhendel worden bediend nadat de rijkoppeling is
uitgeschakeld (het is niet nodig de tractor te stoppen
aangezien de inschakeling wordt vergemakkelijkt door
synchronisators).
Om van rijrichting te veranderen moet de rijsnelheid van
de tractor worden verminderd tot dat deze bijna stilstaat,
en de pendelhendel (1) naar achteren worden gezet, in
stand (B) voor de achteruitversnellingen, of naar voren
(A) om de shuttle uit te schakelen en vooruitversnellingen
te verkrijgen. (de tractor hoeft niet te worden stilgezet
omdat de versnellingen zijn gesynchroniseerd).
LET OP: Altijd de aftakas (pto) uitschakelen en de
handrem activeren voordat u van de tractor stapt. Als de
bestuurder de handrem niet activeert nadat de motor is
gestopt, zal er circa 15 seconden een geluidsalarm klin-
ken. Het alarm wordt onderbroken wanneer de handrem
wordt geactiveerd.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
1
TJ66-128
2
TJ66-129
3
TJ66-130