• Reinig de tractor en de carrosserie. Bescherm het
lakwerk met siliconenwas en gebruik beschermende
smeermiddelen op niet-gelakte metalen delen; zet
de tractor altijd weg op een overdekte, droge en
goed geventileerde plaats.
• Verzeker u ervan dat alle bedieningen in de neutrale
stand staan (met inbegrip van de elektrische scha-
kelaars en de bediening van de parkeerrem).
• Laat de contactsleutel nooit in het contact zitten.
• Verzeker u ervan dat de stelen van de bedrijfsci-
linders (hydrostatische besturing, hefinrichting enz.)
volledig ingeschoven zijn.
• Vul de brandstoftank met dieselbrandstof.
• Verwijder de accu, maak het deksel schoon en
smeer de aansluitingen en klemmen met vaseline;
plaats de accu in een geventileerde ruimte, waar de
temperatuur niet daalt tot onder 10 °C (50 °F), en uit
de buurt van direct zonlicht.
• Controleer de accuspanning met een voltmeter, zo-
als beschreven 7-27
• Zet statieven of andere geschikte steunen onder de
assen, zodat de wielen van de grond komen. Als de
tractor opgeheven wordt, is het raadzaam de ban-
den leeg te laten lopen. Is dat niet het geval is, heft
u de tractor regelmatig op en controleert u de ban-
denspanning.
• Dek de tractor af met een zeil dat niet van kunststof,
noch waterdicht moet zijn.
LET OP: Wanneer de motor, aan het einde van de peri-
ode van stilstand, weer gestart moet worden, volg dan de
aanwijzingen die zijn getoond Motor - BEDIENING met be-
trekking tot het starten zorgvuldig op.
7 - ONDERHOUD
7-47