ELEKTRISCH SYSTEEM [43668131 - V1 - 29 November 2011]
Probleem
Het elektrische systeem
werkt niet.
Lage snelheid startmotor
en moeizaam starten van
de motor.
Startmotor werkt niet.
Het indicatielampje van de
laadstroom blijft branden
bij draaiende motor.
Accu laadt niet op.
Het lampje van de
laadstroom knippert
om aan te geven dat de
laadspanning te hoog is.
8 - PROBLEEMOPLOSSING
Mogelijke oorzaak
Aansluitklemmen accu los of gecorrodeerd. Klemmen schoonmaken en aanhalen.
Verzwavelde accu's.
Aansluitingen los of gecorrodeerd.
Accu.
Onjuiste viscositeit motorolie.
Versnellingspook ingeschakeld.
Aansluitingen los of gecorrodeerd.
Accu helemaal leeg.
Stationair toerental van de motor is laag.
Riem wisselstroomdynamo los.
Storing accu.
Fout wisselstroomdynamo.
Storing in het elektrische systeem.
Polen losgeraakt of gecorrodeerd.
Accu.
Losse of versleten aandrijfriem.
Fout wisselstroomdynamo.
Storing in het elektrische systeem.
Controleren of de acculading tenminste
12.6 V bedraagt; het elektrolytpeil en het
soortelijk gewicht controleren
De aansluitingen schoonmaken en vastzet-
ten.
Controleren of de acculading tenminste
12.6 V bedraagt; het elektrolytpeil en het
soortelijk gewicht controleren.
Gebruik olie met de voorgeschreven visco-
siteit voor de heersende temperatuur.
Versnellingspook terugzetten in neutrale
stand.
De aansluitingen schoonmaken en vastzet-
ten.
De accu opladen of vervangen.
Verhoog het stationaire toerental.
Controleer de riemspanner.
Controleren of de acculading tenminste
12.6 V bedraagt; het elektrolytpeil en het
soortelijk gewicht controleren.
Laat de wisselstroomdynamo nakijken door
uw dealer.
Laat de wisselstroomdynamo controleren
door uw dealer of erkende reparatiewerk-
plaats.
Klemmen schoonmaken en aanhalen.
Controleren of de acculading tenminste
12.6 V bedraagt; het elektrolytpeil en het
soortelijk gewicht controleren.
Controleer de riemspanner. Indien nodig
de riem vervangen.
Laat de wisselstroomdynamo nakijken door
uw dealer.
Laat de wisselstroomdynamo controleren
door uw dealer of erkende reparatiewerk-
plaats.
8-4
Corrigerende maatregel