WERKEN MET DE TRACTOR [101845187 - V1 - 14 March 2015]
1.
Alvorens de tractor te starten, de parkeerrem inscha-
kelen, de P.T.O. bediening in de stand 'OFF' zetten,
de hefbedieningshendel in de daalstand, de hendels
van de regelventielen in de neutrale stand en de
transmissiehendels in de neutrale stand.
2.
Voordat de motor gestart wordt, dient u te controleren
of de handrem is aangetrokken en of de versnellings-
bak en de aftakas in de neutrale stand staan, ook als
de tractor is voorzien van een startbeveiliging. Kop-
pel de startveiligheidsschakelaar nooit los. Neem,
indien de schakelaar niet goed werkt, contact op met
uw dealer voor eventuele reparatiewerkzaamheden.
3.
Zorg ervoor dat alle aangekoppelde werktuigen tot
op de grond zijn gezakt, voordat u de tractor start.
4.
Het is niet toegestaan de motor te starten of bedie-
ningselementen te bedienen (met uitzondering van
de externe schakelaars van de hydraulische hefin-
richting of de aftakas, indien aanwezig) terwijl u naast
de tractor staat. Zorg er altijd voor dat u op de stoel
van de tractor zit wanneer u de motor start of de be-
dieningselementen gebruikt.
5.
Sluit de startblokkeerschakelaars van de transmissie
en de P.T.O. nooit kort. Raadpleeg uw erkende dea-
ler als de startblokkeerschakelaars van uw machine
defect zijn. Gebruik startkabels alleen op de aanbe-
volen wijze. Onjuist gebruik kan ertoe leiden dat de
tractor vanzelf wegrijdt.
6.
Vermijd onopzettelijk contact met de versnellings-
hendels wanneer de motor loopt. Dit kan leiden tot
ongecontroleerde bewegingen van de tractor.
7.
Stap niet uit de tractor wanneer deze in beweging is.
8.
Stop de tractor onmiddellijk als de stuurbekrachtiging
of de motor buiten werking treden, omdat de tractor
hierdoor moeilijker te bedienen wordt.
9.
Voordat u de tractor verlaat, dient u hem op een
vlakke ondergrond te parkeren, de handrem aan te
trekken, aan de tractor gekoppelde werktuigen aan
de grond te zetten, de P.T.O. uit te schakelen en de
motor af te zetten.
10. Parkeer de tractor nooit op een steile helling.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE
1
SS10J164
11. Het platform is zodanig ontworpen dat het lawaaini-
veau ter hoogte van de oren van de bestuurder mini-
maal is, en voldoet wat dit betreft aan de van toepas-
sing zijnde normen of overtreft deze zelfs. Het lawaai
(geluidsdrukniveau) op de werkplek kan de 85 dB (A)
echter overschrijden wanneer men werkt tussen ge-
bouwen of in afgesloten ruimtes. Daarom wordt het
bestuurders aanbevolen geschikte oorbeschermers
te dragen wanneer zij werkzaamheden moeten uit-
voeren op plaatsen waar zij worden blootgesteld aan
een hoog geluidsniveau.
12. Laat de motor alleen lopen in een gesloten ruimte als
er voldoende ventilatie is. Uitlaatgassen zijn schade-
lijk voor de gezondheid en kunnen dodelijk zijn.
13. Trek alleen via de pick-uphaak, de draaitrekstang of
de trekstang van de onderste hefarmen in neergela-
ten stand. Gebruik uitsluitend een precies passende
trekstangpen. Wanneer u probeert te trekken via de
achteras van de tractor of via een punt dat boven
deze as ligt, kan de tractor kantelen.
14. Kies de meest geschikte afstelling van de wielen voor
het werk dat u gaat verrichten, d.w.z.: de afstelling
die voor maximale stabiliteit zorgt.
15. Kies altijd de optie positieregeling wanneer u werk-
tuigen aankoppelt of wanneer u werktuigen transpor-
teert. Zorg ervoor dat de hydraulische koppelingen
goed zijn aangesloten en dat zij veilig ontkoppelen
in het geval van onopzettelijke ontkoppeling van het
werktuig.
2-12
2
SS10J165
3
SS10J166