60
Stoelen, veiligheidssystemen
Let op
Controleer of de veiligheidsgordels
niet zijn beschadigd door schoenen
of scherpe voorwerpen of verstrikt
zijn. Voorkom dat er vuil in de oprol‐
automaten terecht komt.
Let op
Gebruik bij het omdoen de gordel‐
gesp van de betreffende veiligheids‐
gordel opdat deze goed werkt.
Gordelwaarschuwing
Geeft de status van de veiligheids‐
gordels voor de voorstoelen aan door
controlelampjes X en k of voor de
zitplaatsen achterin door het symbool
X op het Driver Information Center
3 108.
Gordelkrachtbegrenzers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐
rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden
ontspannen.
Gordelspanners
De veiligheidsgordels van de voor‐
stoelen en de beide buitenste achter‐
stoelen worden bij een voldoende
zware frontale botsing, of een aanrij‐
ding van achteren of tegen de zijkant
strakgetrokken.
9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijvoorbeeld het
verwijderen of aanbrengen van de
veiligheidsgordel) kan de gordel‐
spanners in werking stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de continu brandende
controlelamp v 3 109.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐
res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de bedrijfsvergunning van de
auto.
Driepuntsgordel
Omdoen
Veiligheidsgordel uit de oprolauto‐
maat trekken, zonder te verdraaien
voor u langs halen en de slottong in
de sluiting steken. Controleer of de
gordel onderweg strak tegen het
lichaam zit.