Aanduiding op pagina Rijhulp
Wanner er een voertuig is gedetec‐
teerd verschijnt er een symbool van
een voorligger in grijs.
Het symbool wordt geel wanneer de
afstand te kort wordt.
Het symbool wordt rood als er een
botsing dreigt.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
Druk op K om de waarschuwingsge‐
voeligheid op nabij, middellang of ver
in te stellen.
Bij de eerste druk op de knop ziet u
de huidige instelling op het Driver
Information Center. Bij nogmaals
indrukken van de knop verandert
deze instelling. De gekozen instelling
wordt gehandhaafd tot deze wordt
aangepast. De timing van de waar‐
schuwingen verandert met de rijsnel‐
heid. Hoe sneller de auto rijdt, hoe
verder de waarschuwing wordt gege‐
ven. Houd bij het selecteren van de
timing van de waarschuwingen reke‐
ning met de verkeerssituatie en de
weersomstandigheden.
Rijden en bediening
Let erop dat de instelling voor de
gevoeligheid van het alarm wordt
gedeeld met de afstand tot voorligger
van de adaptieve cruisecontrol. Door
de gevoeligheid van de waarschu‐
wing te wijzigen, wordt dus ook de
afstand tot voorligger van de adap‐
tieve cruisecontrol gewijzigd.
197