Baselevel-display: Als de spanning
van een band sterk daalt, wordt de
desbetreffende bandenspannings‐
waarde geïnverteerd getoond.
Uplevel-display: Bandenspannings‐
waarden binnen het normale bereik
zijn groen van kleur. Als de spanning
van een band sterk daalt, wordt de
desbetreffende waarde in het geel
getoond.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 112.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 292.
Zorg dat de status van de belasting
van de auto overeenkomt met de
geselecteerde bandenspanning.
Status belasting auto, zie hieronder in
dit hoofdstuk.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij blijft w mogelijk bran‐
den.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit
duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Boordinformatie 3 126.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. Het contro‐
lelampje w brandt. Voor de overige
drie wielen blijft het systeem in
werking.
Gebruik van in de handel verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Verzorging van de auto
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐
controlesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensoren
moet het hele ventiel worden vervan‐
gen.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket met banden‐
informatie of in de tabel bandenspan‐
ningswaarden aan op de belading
van de auto 3 292 en selecteer de
juiste instelling in Draagvermogen
banden in het menu met voertuigin‐
formatie 3 115. Deze instelling
bepaalt de referentiespanningswaar‐
den voor waarschuwingen over de
bandenspanning.
257