268
Verzorging van de auto
Sommige versies zijn uitgevoerd
met dorpelplaten met afgedekte
krikpunten: trek eerst de afdek‐
king van het desbetreffende krik‐
punt eruit.
4. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zodanig onder het
hefpunt dat deze niet kan
losschieten.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel tot
het wiel van de grond komt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Verwissel het wiel.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Laat de auto zakken en verwijder
de krik.
9. Plaats de wielsleutel, en let er
daarbij op dat deze stevig vastzit
en haal de wielmoeren kruislings
aan. Het aanhaalmoment
bedraagt 140 Nm.
10. Draai de wieldop voor het
aanbrengen zo dat de ventielope‐
ning over het bandventiel valt.
Breng de wielmoerdoppen aan.
11. Monteer de krikpuntkap, indien
deze eerder verwijderd werd.
12. Berg het vervangen wiel, het auto‐
gereedschap 3 253 en de adapter
voor het vergrendelen van de
wielborgmoeren 3 76 op en zet ze
vast.
13. Controleer de bandenspanning
en het aanhaalmoment van de
wielmoeren van het gemonteerde
wiel zo spoedig mogelijk.
Reservewiel in de
reservewielkuip opbergen
Zet een beschadigd reservewiel naar
boven gericht met de vleugelmoer
vast in de wielkuip nadat u een
verlengbout op de schroefdraadbout