164
Rijden en bediening
Automatische regeneratie
Het uitlaatfilter verwijdert roetdeeltjes
uit de uitlaatgassen. Het systeem
heeft een zelfreinigende functie die
tijdens het rijden automatisch wordt
geactiveerd, zonder dat hier een
bericht over verschijnt. Het filter wordt
geregenereerd door achtergebleven
roetdeeltjes periodiek bij een hoge
temperatuur te verbranden. Dit
proces vindt in bepaalde rijomstan‐
digheden automatisch plaats en kan
tot 25 minuten duren. Doorgaans
neemt dit tussen 7 en 12 minuten in
beslag. Autostop is niet beschikbaar
en het brandstofverbruik ligt mogelijk
hoger. Enige geur- en rookontwikke‐
ling tijdens deze procedure is
normaal.
Systeem moet worden gereinigd
In bepaalde omstandigheden, zoals
bij korte ritten, kan het systeem zich‐
zelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter moet worden gere‐
genereerd, maar de recente rijom‐
standigheden geen automatische
regeneratie toelieten, wordt dit
aangegeven met en een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Er verschijnt een waarschuwingsbe‐
richt wanneer het uitlaatfilter vol is.
Start het regeneratieproces zo spoe‐
dig mogelijk.
Er verschijnt ook een waarschu‐
wingsbericht wanneer het uitlaatfilter
het maximale vulniveau heeft bereikt.
Start het regeneratieproces onmid‐
dellijk om schade aan de motor te
voorkomen.
Zelfregeneratie activeren
Het reinigen is bij hoge motortoeren‐
tallen en -belastingen sneller voltooid.
Rijd daarom in lagere versnellingen
dan normaal en kies bij auto's met
automatische versnellingsbak voor
handbediend schakelen. Het gebruik
van elektrische verbruikers zoals
airco en verwarmde ruiten om de
motor zwaarder te belasten onder‐
steunt het regeneratieproces.
Voorzichtig
Onderbreek indien mogelijk het
regeneratieproces niet. Blijf rijden
totdat het regenereren is voltooid
om noodzakelijk(e) onderhoud of
reparaties door een werkplaats te
voorkomen.
Auto's met benzinemotor
Blijf rijden om het regeneratieproces
te activeren en houd het motortoeren‐
tal boven 2500 omw/min. Schakel
indien nodig terug.
Rijd dynamisch met verschillende
motortoerentallen. Vertraag zo moge‐
lijk door op de motor af te remmen.
Blijf rijden tot de automatische rege‐
neratie voltooid is en het bericht op
het display verdwijnt.
Auto's met dieselmotor
Blijf rijden om het regeneratieproces
te activeren en houd het motortoeren‐
tal idealiter boven 2000 omw/min en
continu rondom 2500 omw/min.
Schakel indien nodig terug.