266
Verzorging van de auto
Slechts één compact reservewiel
monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u. In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.
Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Voorzichtig
Bij het rijden met een compact
reservewiel moet de actieve nood‐
rem worden gedeactiveerd.
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat.
Verwijderen:
1. Open de vloerafdekplaat.
2. Het reservewiel zit vast met een
vleugelmoer. Draai de vleugel‐
moer los en verwijder het reser‐
vewiel.
Onder het reservewiel bevindt
zich de kist met boordgereed‐
schap.
3. Als er na het verwisselen van een
wiel geen wiel in de reservewiel‐
kuip wordt gelegd, zet dan de
gereedschapskoffer vast door de
vleugelmoer zo ver mogelijk vast
te draaien en de vloerplaat te
laten zakken.
4. Leg, nadat het normale wiel weer
is teruggeplaatst, het reservewiel
met de buitenkant omhoog in de
kuip en zet hem vast met de vleu‐
gelmoer.
Slechts één compact reservewiel
monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke
reservewiel geldt alleen voor de
bandenmaat af fabriek.
Reservewiel monteren
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en
slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Handrem aantrekken, eerste
versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.