RIJDEN MET UW VOERTUIG
Denk eraan: met een passagier rijden heeft een weerslag op de besturing
en de stabiliteit van uw voertuig. Probeer met een passagier nooit manoeu-
vres uit te voeren waardoor het voertuig kan gaan schuiven en de passa-
gier, na een abrupte stilstand, kan worden afgeworpen en/of het voertuig
kan gaan rollen of kantelen.
Draag voor een maximaal comfort en bescherming tegen bevriezing altijd
beschermende kledij en ATV-uitrusting die aangepast is aan de weersom-
standigheden waaraan u tijdens uw rit zult worden blootgesteld.
Maak er een goede gewoonte van op het einde van de rit alle sneeuw-
en ijsafzettingen van de carrosserie en alle bewegende onderdelen (rem-
men, onderdelen van het besturingssysteem, aandrijflijnen, bedienings-
elementen enz.) te verwijderen. Natte sneeuw zal immers aanvriezen tot
ijs zodra de motor is afgezet en zal moeilijker te verwijderen zijn bij de
volgende inspectie voor het vertrek.
Rijtechnieken
Wanneer u sneller rijdt dan de omstandigheden toelaten, kunt u verwon-
dingen oplopen. Geef maar net genoeg gas om veilig vooruit te komen.
Uit statistieken blijkt dat snel genomen bochten vaak tot ongelukken en
verwondingen leiden. Vergeet nooit dat dit voertuig zwaar is! Als het met
zijn volle gewicht op u valt kunt u makkelijk gekneld raken.
Dit voertuig dient niet om te springen. Het is ook niet in staat de energie
op te vangen die vrijkomt bij manoeuvres zoals springen en die mogelijk
op u, de bestuurder, zal worden overgebracht. Als u op twee wielen pro-
beert te rijden kan uw voertuig kantelen en op u terechtkomen. Deze
beide stunts zijn erg gevaarlijk voor u en uw passagier (2-UP-modellen)
en moeten tot elke prijs worden vermeden.
Om uw voertuig goed onder controle te houden, dient u uw beide handen
aan het stuur te houden, waar u alle bedieningselementen binnen hand-
bereik heeft. Dit geldt ook voor uw voeten. Om het gevaar op letsel aan
benen of voeten tot een minimum te beperken, moet u uw voeten altijd
op de voetsteunen houden. Draai uw tenen niet naar buiten en steek uw
voet niet uit in bochten, anders kunnen ze klappen krijgen, aan obstakels
op de weg blijven haken of met de wielen in contact komen. Uw passagier
op een 2-UP-model moet altijd de handgrepen vasthouden en zijn voeten
op de voetsteunen plaatsen.
Pas altijd de juiste rijtechnieken toe om te voorkomen dat het voertuig
kantelt op hellingen, ruig terrein en in bochten.
56
VEILIGHEIDSINFORMATIE