1. Koelvloeistofslang
2. Breng de slangklem hier aan
Vul de radiator tot de koelvloeistof
via het gat in de thermostaatbehui-
zing naar buiten stroomt.
1. Gat in thermostaatbehuizing
Installeer de ontluchtingsschroef
en verwijder de slangklem.
Draai de ontluchtingsschroef aan
tot 5 N•m ± 0.6 N•m .
Vul de radiator verder.
Controleer het peil in het koelvloei-
stofreservoir en vul bij indien nodig.
Laat de motor stationair draaien
met verwijderde radiatordop. Voeg
langzaam koelvloeistof toe indien
nodig.
Wacht nu tot de motor een norma-
le bedrijfstemperatuur heeft be-
reikt.
Druk de gashendel twee- of drie-
maal in en voeg nog koelvloeistof
toe, indien nodig.
Installeer de radiatordop.
ONDERHOUDSPROCEDURES
Inspecteer alle aansluitingen op
lekkage en controleer het koelvloei-
stofpeil in het reservoir.
Wis eventueel gemorste koelvloei-
stof van de motor.
Verwijder de oude koelvloeistof
volgens de plaatselijke milieuvoor-
schriften.
Vonkafleider knalpot
Reiniging vonkafleider knalpot
De knalpot moet regelmatig wor-
den ontdaan van opgehoopte kool-
stof.
WAARSCHUWING
Laat de motor nooit draaien in
een afgesloten ruimte. Voer dit
werk nooit uit wanneer de mo-
tor net heeft gedraaid, omdat
het uitlaatsysteem dan erg heet
is. Zorg ervoor dat er geen
brandbare materialen in de
buurt zijn. Draag oogbescher-
ming en handschoenen. Ga
nooit achter het voertuig staan
terwijl het uitlaatsysteem wordt
gereinigd. Respecteer alle toe-
passelijke wetten en voorschrif-
ten.
Kies een goed geventileerde ruimte
en wacht tot de knalpot koud is.
Zet de schakelhendel in de PAR-
KEER-stand (P).
Verwijder de reinigingsplug van de
knalpot.
133