In de volgende gevallen worden de datum/tijd/zone-instellingen mogelijk
gereset. Als dit gebeurt, stelt u de datum/tijd/zone opnieuw in.
• Wanneer de camera wordt opgeborgen zonder de accu.
• Wanneer de accu van de camera leeg raakt.
• Wanneer de camera langere tijd wordt blootgesteld aan temperaturen
onder nul.
De ingestelde datum en tijd worden van kracht wanneer u bij stap 6 [OK]
selecteert.
Zelfs als [52: Uitschakelen] is ingesteld op [4 min.] of minder, is de tijd
voor automatisch uitschakelen circa 6 minuten wanneer het instelscherm
[52: Datum/tijd/zone] wordt weergegeven.
Controleer na het wijzigen van de tijdzone of de tijdverschilinstelling of
de juiste datum en tijd worden aangegeven.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen
Stel de zomertijd in.
5
Stel deze in als dit nodig is.
Druk op de pijltjestoetsen <Y>
en <Z> om [Y] te selecteren.
Druk op <0> zodat <r> wordt
weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om [Z] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Wanneer de zomertijd is ingesteld op
[Z], wordt de tijd die u in stap 4 heeft
ingesteld één uur vooruit gezet.
Als [Y] wordt ingesteld, wordt de
zomertijd uitgeschakeld en wordt
de tijd één uur teruggezet.
Verlaat de instelling.
6
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> om [OK] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
De datum/tijd/zone en de zomertijd
worden ingesteld en het menu wordt
weer weergegeven.
47