f: De scherptediepte wijzigen
D De ingebouwde flitser gebruiken
Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen
automatisch (automatische flitsbelichting) op het handmatig ingestelde
diafragma afgestemd. De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen
1/200 seconde en 30 seconden, afhankelijk van de helderheid.
Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische
flitser. De achtergrond wordt belicht met de automatisch ingestelde
langere sluitertijd. De foto wordt genomen met de standaardbelichting
voor zowel het onderwerp als de achtergrond met een vleugje
atmosfeer (automatische langzame flitssynchronisatie). Wanneer
u de camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om
cameratrilling te voorkomen. Het gebruik van een statief wordt
aangeraden om bewegingsonscherpte te voorkomen.
Als u een trage sluitertijd wilt voorkomen, stelt u in
[z2: Flitsbesturing] de optie [Flitssync.snelheid AV-modus]
in op [1/200-1/60 sec. auto] of [1/200 sec. (vast)] (pag. 212).
ScherptedieptecontroleN
De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een
opname wordt gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan.
Wanneer u via de zoeker of op het LCD-scherm naar het onderwerp
kijkt, ziet u daarom een kleine scherptediepte.
Als u naar de Live View-opname blijft kijken (pag. 230) en de knop voor
scherptedieptecontrole ingedrukt houdt, kunt u zien hoe het bereik van een
acceptabele scherpstelling verandert terwijl u het diafragma aanpast.
190
Druk op de knop voor
scherptedieptecontrole om de huidige
diafragma-instelling te selecteren voor
de lens en de scherptediepte te
controleren (het bereik van een
acceptabele scherpstelling).