A Een beeldstijl aanpassenN
U kunt de beeldstijlen aanpassen. U kunt de parameterinstellingen
van beeldstijlen zoals [Sterkte], [Details] of [Drempel] voor [Scherpte],
[Contrast] en andere parameters in de standaardinstellingen wijzigen
of aanpassen. Maak testopnamen om het resultaat te bekijken. Zie
pagina 160 voor het aanpassen van [Monochroom].
158
Druk op de knop <XA>.
1
Het keuzescherm voor beeldstijlen
wordt weergegeven.
Selecteer een beeldstijl.
2
Selecteer een beeldstijl en druk
vervolgens op de knop <B>.
Selecteer een parameter.
3
Selecteer de parameter (zoals
[Sterkte] of [Scherpte]) die u wilt
instellen en druk vervolgens op <0>.
Zie pagina 159 voor instellingen
en effecten.
Stel de parameter in.
4
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z>
om het effect van de parameter aan te
passen en druk vervolgens op <0>.
Druk op de knop <M> om de
aangepaste parameterinstellingen
op te slaan. Het keuzescherm voor
beeldstijlen verschijnt weer.
De waarde van parameter-
instellingen die afwijken van de
standaardinstelling wordt blauw
weergegeven.