3Correctie van lensafwijking door optische eigenschappenN
Omdat vervormingscorrectie wordt toegepast, gebruikt de camera een
kleiner beeldbereik dan door de zoeker te zien is. (De randen van de
opname zijn iets bijgesneden en het lijkt of de resolutie iets lager is.)
De vervormingscorrectie is wel zichtbaar in de vastgelegde opname,
maar niet in de zoeker tijdens de opnamen.
Vervormingscorrectie kan niet worden ingesteld wanneer u een movie
opneemt of ruisonderdrukking bij meerdere opnamen is ingesteld.
Vervormingscorrectie toepassen tijdens Live View-opnamen heeft enige
invloed op de beeldhoek.
Wanneer u de opname vergroot tijdens het maken van Live View-
opnamen, wordt geen vervormingscorrectie toegepast op de weergegeven
opname. Daarom kan bij vergroting van de randen van de opname een
deel van de opname worden weergegeven dat niet wordt opgenomen.
Aan opnamen waarop vervormingscorrectie is toegepast, zijn geen
stofwisdata (pag. 329) toegevoegd. Ook worden de AF-punt(en) niet
weergegeven (pag. 376) voor weergave van opnamen.
Diffractiecorrectie
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de ruis toenemen door
de effecten van correctie.
Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie.
De diffractiecorrectie wordt niet toegepast op Live View-opnamen.
Voor movie-opnamen wordt [Diffractiecorrectie] niet weergegeven.
(Correctie is niet mogelijk).
Met diffractiecorrectie wordt een lagere resolutie door het low-passfilter
enzovoort gecorrigeerd naast de diffractie. Daarom is correctie nuttig, zelfs
bij een diafragma dat dicht bij het open diafragma ligt.
176
Selecteer [Diffractiecorrectie].
1
Selecteer [Inschakelen].
2
Selecteer [Inschakelen] en druk
vervolgens op <0>.
Maak de opname.
3
De opname wordt vastgelegd met
correctie voor diffractie.