3
Scherpstellen met AF
De AF-methode selecteren
U kunt een AF-methode selecteren die bij de opnamesituatie en bij uw
onderwerp past. De volgende AF-methoden zijn beschikbaar:
[u(Gez.)+volgen] (pag. 215), [Soepel zone] (pag. 217), [Live één
punt AF] (pag. 219).
Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de scherpstelmodusknop
op de lens in op <MF>, vergroot u het beeld en stelt u handmatig scherp
(pag. 228).
Bij de beschrijvingen op pagina 215-219 wordt ervan uitgegaan dat
[AF-werking] is ingesteld op [One-Shot AF] (pag. 212). Als [Servo AF]
(pag. 213) is ingesteld, wordt het AF-punt blauw wanneer de
scherpstelling is bereikt.
In de modi <8: C5> wordt Servo AF automatisch ingesteld.
Wanneer de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt blauw en klinkt
er een pieptoon.
Voor informatie over de touch shutter (AF en sluiter door op het scherm
te tikken) raadpleegt u pagina 224.
214
Selecteer de AF-methode.
Selecteer in het tabblad [z5] (het
tabblad [z2] in de Basismodus)
[AF-methode].
Selecteer de gewenste AF-methode
en druk op <0>.
Wanneer het Live View-beeld wordt
weergegeven, drukt u op de knop
<Q> om de AF-methode in het
scherm Snel instellen (pag. 203) te
selecteren.