Wanneer [z3: Auto Lighting Optimizer/z3: Auto optimalisatie
helderheid] (pag. 149) is ingesteld op iets anders dan [Uitschakelen],
kan de opname nog steeds licht zijn, zelfs als er een kleinere
flitsbelichtingscorrectie is ingesteld.
Als flitsbelichtingscorrectie op een externe Speedlite (afzonderlijk
verkrijgbaar, pag. 187) is ingesteld, kunt u de flitsbelichtingscorrectie niet
op de camera instellen (met Snel instellen of externe flitsfunctie-
instellingen). Als de flitsbelichtingscorrectie met zowel de camera als de
externe Speedlite is ingesteld, heeft de instelling van de Speedlite
voorrang op die van de camera.
De correctiewaarde blijft behouden, zelfs nadat u de aan-uitschakelaar op
<2> heeft gezet.
A De flitsbelichting vergrendelen (FE-vergrendeling)N
Als het onderwerp zich aan de rand van het scherm bevindt en u de
flitser gebruikt, kan het onderwerp te licht of te donker worden. Dit is
onder meer afhankelijk van de achtergrond. Gebruik in dat geval
FE-vergrendeling. Nadat u de juiste flitsbelichting voor de juiste
helderheid van het onderwerp heeft ingesteld, kunt u een nieuwe
compositie maken (het onderwerp bij de rand plaatsen) en de opname
maken. Deze functie kan ook worden gebruikt met een Canon Speedlite
uit de EX-serie.
* FE staat voor Flash Exposure (flitsbelichting).
1
Druk op de knop <D>.
De ingebouwde flitser komt
tevoorschijn.
Druk de ontspanknop half in en kijk in
de zoeker of het pictogram <D>
brandt.
2
Stel scherp op het onderwerp.
D De ingebouwde flitser gebruiken
185